203 zou zijn, en veel minder nog in zulke als geëischt worden om tot eene af doende, vaste en blijvende oplossing van de landrentequaestie te geraken; 3°. door daartegen in grove trekken een stelsel te ontwikkelen, waarmede op eenvoudige wijze alle gegevens verkregen worden, welke voor de vast stelling van het opbrengend vermogen van den grond en de daarop geba seerde belasting onder welken naam zij dan ook moge worden aangeduid dus ook voor de berekening der landrente, onverbiddelijk noodig zijn, en aan te toonen, dat dit stelsel het eenig mogelijke is 4°. door verder eene globale berekening te maken van de kosten en den tijddie de toepassing van dit stelsel zal vorderen, om daaruit af te leiden, dat de ünanciëele eischen niet onoverkomelijk zijn, en in elk geval niet boven verhouding staan tot het groote nut dat er door gesticht en de zoo algemeen gevoelde onbillijkheden die er door opgeheven zouden worden, zonder nog te spreken van den gunstigen indruk die eene definitieve en deugdelijke regeling dezer aangelegenheid op de hoofden en de bevolking zou uitoefenen, waarvan betere stemming jegens de ambtenaren en hun bestuur het gevolg moet zijn en waardoor den kwaadwilligen een der ge wichtigste hefboomen tot opruiing uit de hand zou worden geslagen 5°. door aan te toonen, dat het daartoe uit te voeren werk bij de door mij vooropgestelde jaarlijksche uitgaven en het daarvoor te verkrijgen personeel in minder tijd gereed zal kunnen zijn, dan er na 1872 vertobd is aan het zoeken naar methoden en het verzamelen van gegevens waardoor de zaak weinig of niets nader tot hare oplossing is gebracht, en dat men den duur van dat werk, des gewild, nog aanmerkelijk kan bekorten, zonder de totaal uitgaven te verhoogen, door jaarlijks eene grootere som disponibel te stellen dan door mij werd aangenomen 6°. door er op te wijzen, dat verdere onderzoekingen, bespiegelingen, enz. volstrekt overbodig zijndat de zaak genoeg van alle zijden is bezien, besproken en beschreven, om overtuigd te zijn, dat geen uitweg te vinden is, en men dus den weg zal op moeten, die overal in Europa gevolgd wordt, en overal proefhoudend en deugdelijk is gebleken, en die, na een 50-jarige ondervinding in Nederland, bij de herziening der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen, met vermijding van kleine vroeger gemaakte misslagen opnieuw is bewandeld en ten slottedoor vrijmoedig het gevoelen uit te spreken en te Staven, dat dilettantisme in deze quaestie reeds zooveel kwaad heeft gesticht, en zooveel oponthoud veroorzaakt, dat het meer dan tijd wordt, deze hoofdquaestie van politiek en oeconomisch belang eindelijk aan dergelijke bespiegelingen en plannenmakerijen te onttrekken, door haar over te brengen in handen van vakmannen, toegerust met de noodige ervaring, ten einde haar volgens een deugdelijk stelsel zoo spoedig mogelijk tot definitieve oplossing te brengen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 215