207 terrein perceel voor perceel na te gaan, ten einde te kunnen vinden, wat bij elk désahoofd bekend was en wat de bestuursambtenaren zonder andere moeite dan de uitvoering der voorschriften, aan de administratie van het kadaster hadden kunnen mededeelen! Het tweede destijds aangevoerde hoofdbezwaar was, dat er te weinig samenwerking bestond tusschen het Bestuur en de administratie van het kadaster. Dat dit werkelijk zoo was, blijkt o. a. voldoende uit het vooraf gaande, maar waar hiervan de schuld lag, is niet minder duidelijk. Hoe dit zij, daarin is gemakkelijk de noodige verandering te brengen, mits, zoowel bij hen die daartoe voorschriften geven als bij de uitvoerders er van, de convictie besta, dat het de ernstige wil der Regeering en van hare hoofdambtenaren is, dat. de voorschriften worden uitgevoerd en de verwaarloozing er van niet straffeloos zal worden toegelatenDe thans bestaande onverschilligheid te dezen opzichte schuilt mijns inziens in het feit, dat niemand meer gelooft aan den ernst van de meeste der bestaande voorschriften, regelende de landrenteheffmg en andere agrarische aangele genheden, noch aan de vruchtbaarheid van den arbeid, die krachtens deze voorschriften van de ambtenaren gevorderd wordt. En daartoe bestaat aanleiding. Immers de Europeesche en inlandsche bestuursambtenaren en ook de inlandsche bevolking zijn zóó dikwijls geroepen geworden tot het doen van proefnemingen en het verzamelen van gegevens, tot het houden van vergaderingen en besprekingen, tot het geven van inlich tingen en het ontvangen van bevelen, en moesten zóó dikwijls ondervinden, dat de gegevens ongebruikt bleven, de genomen besluiten niet uitgevoerd werden of konden worden, de gegeven bevelen weder ingetrokken werden, dat de ambtenaren en beambten in elke nieuwe beweging op dit gebied niet anders meer zien, dan een nieuwe bron van monnikkenwerk en de inlanders eene nuttelooze rustverstoring, zoo zij haar al niet als plagerij beschouwen. Van daar de onverschilligheid, dikwijls van den Pmsident af tot het désa hoofd toe, voor het van hooger hand gegeven bevel, om elke grondverande- ring ter kennis te brengen van de administratie van het kadaster. Van daar, dat zoo slecht de hand gehouden wordt aan de bepalingen vervat in de ontginningsordonnantie, en aan de daarmede verband houdende voorschriften tot afscheiding van het Staatsdomein met de gronden bij de bevolking in gebruik, enz; enz. Van daar ook, dat tot voor zeer korten tijd bijna nergens, en thans nog lang niet overal, gebruik gemaakt wordt van de uitstekende gegevens, die bet kadaster voor de landrenteheffmg reeds heeft opgeleverd. Kunnen dus de hier in het midden gebrachte bezwaren geen beletsel zijn, 1) Door het mij nader bekend geworden besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch- Indie dd. 18 Juni 1890 No. 6 en daarbij behoorende voorschriften, is reeds een grooten stap in deze richting gedaan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 219