211
nomen en in Europa bij algemeene toepassing proefhoudend bevonden
methode voor de bepaling en regeling der belasting op de opbrengst van
den grond.
Dat de landrente in Indië uit dezelfde gegevens berekend en naar dezelfde
regels verdeeld moet worden als in Nederland de grondbelasting, is hiervóór
reeds aangetoond, en dat hier dus in beginsel dezelfde methode, doch in
onderdeelen gewijzigd naar de eigenaardige toestanden, sterke aanbeveling
verdient, behoeft geen nader betoog.
Maar ook in Indië is bij goed doordenken of ernstig onderzoek telkens in
het licht getreden, dat eene deugdelijke regeling der landrente zonder meting
en schatting en zonder de oordeelkundige samenvlechting van de uikomsten
dezer twee hoofdzaken niet denkbaar is.
Immers, de Commissarissen-Generaal verklaarden in 1818 en 1819 reeds,
dat aan eene vaste en definitieve regeling vooraf moest, gaan de opname,
meting en waardeering der belastbare gronden. Daarmede werd dan ook
een begin gemaakt, doch reeds het koninklijk besluit van 5 April 1825
maakte een einde aan de akosthare metingen
De Commissie, door Raffles benoemd onder presidium van Mackensie, had
o. a. in last om den aard en de uitgestrektheid der bouwvelden te onderzoeken.
Naar aanleiding van het besluit van 27 September 1839, houdende last
om de landrente door gepaste middelen op te voeren, stelden eenige resi
denten als noodzakelijk voor, om den bouwgrond te hermeten, enz.; enz.
In 't algemeen, ieder die bemoeienis had met de landrente-quaestie voelde
blijkbaar zijne onmacht om er iets redelijks van te maken, zonder de ge
gevens, welker afwezigheid nu nog het eenige struikelblok is dat de oplossing
dezer belangrijke aangelegenheid in den weg ligt.
Door de organisatie van de kadastraal-statistieke opneming lag het blijkbaar
in de bedoeling der Regeering, om eindelijk een afdoenden maatregel te nemen,
die haar in het bezit zou stellen van hetgeen algemeen onmisbaar werd geacht.
Daarbij werden echter twee fouten begaan, waardoor de maatregel niet
geheel, of liever in het geheel niet, aan het doel zou beantwoorden. De
eerste was die, van geheel stelselloos te werk te gaan en de uitvoering toe
te vertrouwen aan menschen die geen deskundigen waren. De tweede fout
was die, van maar half werk te doen, want een waardeering der gronden,
zooals noodig is om de getaxeerde waarden in het kadaster te kunnen op
nemen, om ze zoodanig met de oppervlakte te verwerken dat men daarmede
tot bet, belastingcijfer komt, werd, zooals reeds gezegd is, niet gevorderd;
daarvoor in de plaats werden tal van statistieke gegevens verzameld, die voor
de kennis van land en volk en van den oeconomischen toestand in het alge
meen veel verdiensten hadden, maar die geene of niet voldoende factoren
bevatten om daaruit de belastbare opbrengst te kunnen afleiden.
Hierin was m. i. dan ook de oorzaak gelegen, dat de op dit gebied zoo