215
oud-ambtenaar van Binnenlandsch Bestuur, thans Directeur van O. E. en N
in Nederlandsch-Indië.
Reeds in zijn artikel, voorkomende in De Indische Gids, Aprilaflevering
van '1880 »Over methoden van landrente-onderzoek" werden door
hem deugdelijke kaarten, voor zijn onderzoek naar de opbrengst, onmisbaar
geacht, en al is zijne methode om verschillendende redenen van technischen
aard misschien weinig uitvoerbaar en eenigszins onpractisch, dan getuigt
het geheele opstel toch van een diep gevoel dat de bestaande landrente
regelingen tot onbillijkheid en willekeur leiden moet en alleen van juiste
cijfers omtrent oppervlakte en opbrengst iets goeds te wachten is. »Hoe
men zijn best ook doet, zonder kadastralen grondslag blijft op stuk van zaken
alles broddelwerk," zegt hij in het Tijdschrift van Landbouw en Nijverheid,
deel 28 bldz. 271. En in antwoord op het artikel van den heer FFokkens »In-
dividueele regeling der landrente in de Residentie Krawang, voorkomende
in het Tijdschrift van Binnenlandsch Bestuur, jaargang 1888 blz. 312,
spreekt dezelfde schrijver, in de Maart-aflevering van 1889 van het Tijdschrift
van Landbouw en Nijverheid, nogmaals die overtuiging op niet minder per
tinente wijze uit, waar hij zegt:
»En toch, wat men op het gebied van landrente verzuimen wil, van geene
^grondbelasting is de toekomst verzekerd, indien er de kadastrale basis, in
»den technischen zin van het woord, aan ontbreekt.'
De verkeerde organisatie en reorganisatie van de voormalige kadastiaal-
statieke opname besprekende, zegt hij in hetzelfde artikel:
»Maar nog eens, de fout ligt niet bij de menschen, maar bij de organisatie,
»die geen rechtstreeksch verband heeft gebracht tusschen het kadastei en
»de inlandsche grondbelasting."
»Ik herhaal het: deze laatste heeft geen toekomst zonder gene."
Verder nog„Ik wensch dus het kadaster hoog te houden, als eene
wezenlijke behoefte voor den Staat, als eene weldaad voor de bevolking."
In »Een toelichtend woord over mijn landrente-methode," Juli-aflevering
'1889 van het Tijdschrift van Landbouw en Nijverheid, lezen wij van den
zelfden schrijver, nadat hij er op gewezen heeft dat de Commissarissen-
Generaal zich in 1818 reeds op het juiste standpunt stelden, dooi te ïede-
neeren»»Eene goede grondbelasting is niet mogelijk zonder kadastei, en
wijl wij dat nog niet hebben, zullen wij niet anders kunnende, het bestaande
slechts als voorloopig aannemen.""
»De Regeering heeft men echter sinds doen gelooven, dat het zonder
kadaster ook wel kon," »Toen heb ik 10 jaren geleden geschreven, dat het
zóó nooit gaan zou; dat men slechts de keuze hadóf tot eerlijke opvattingen
van de Commissarissen-Generaal terug te keeren, óf dat men eene stelsel
matige kadastrale opneming zou gelasten..'
In het voorafgaande, in verband rnet het meermalen aangehaalde opstel