53 75 36 37 H 83.3 85.6 68 8 16.8 14.5 2.3 79 2 1331 1148 182 13 11 2 237.7 0 76 36 35 37 77.5 94.7 77.8 16.9 0.3 17.2 83.3 1408 25 1433 15 0 15 250.0 0 6. Waar de vastlegging van elk punt atzonderlijk geen regel is, komt het geval der aansluiting van een driehoeksnet aan vier punten veelvuldig voor, zoowel, wanneer zooals hier het net in een vierhoek besloten is, als hoofdzakelijk wanneer voor de aansluiting gegeven zijn 3 punten aan den omtrek van het net en een punt daarbinnen gelegen, zijnde het laatste gewoonlijk de toren der plaats. Daarom mogen nog eenige opmerkingen hieraan toegevoegd worden. Bij het ontstaan van den hoek oq a2 moet men er op bedacht zijn dien hoek niet met zijn supplement te verwarren. Daartoe zorgt men, dat de richtingen waarin geprojecteerd wordt en die uit gaan van hoeken, die eene positieve correctie vorderen, positief gerekend worden van het hoekpunt naar de overstaande zijde en bij negatieve correctiën omgekeerd. De lijnen BE en CF van figuur 2 verkeeren in het tweede geval, de positieve richting is naar de hoekpunten gekeerd; in verband daarmede ziin de lijnen, waarop geprojecteerd wordt, positief in de richtingen, welke bij eene draaiing van 90° naar rechts ontstonden, zooals in de figuur met pijltjes is aangegeven. Met dien toestand moet ook rekening gehouden worden bij het uitzetten der afstanden ^ïPi' ^i9d ^2p2 en Z2q2. Het kan voorkomen, dat de lijnen van projectie voor de twee aansluitingsdriehoeken evenwijdig loopen en dus hoek ala2 0° Drie hoeken. Hoek punten. Projectiën der hoekpunten. Projectiën der overst. zijden. Voer- stralen. Product. Correctiën.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 63