54 of 180° zal zijn. In het eerste geval loopen de positieve richtingen dier lijnen in denzelfden zin en zou op de lijn, die de zwaarte punten vereenigt, een driehoek moeten beschreven worden met een overstaanden hoek van 0°, de oorsprong der assen ligt dan in het verlengde der lijn ZXZ2loopen de positieve richtingen dier lijnen in tegengestelden zin, dan ontstaat een overstaanden hoek van 180° en de oorsprong ligt in de lijn Z1Z2 tusschen de beide zwaartepunten. Hebben twee overstaande hoeken van den vierhoek bovendien correctiën van gelijke grootte en met hetzelfde teeken, dan ligt de oorsprong in het midden van ZXZ0; zijn de correctiën gelijk maar met tegengesteld teeken, dan is R, R2 oo m Pj P2 1 8 c2 dg coefficient P van formule III in 2 wordt daardoor eene constante voor het geheele net en we verkeeren in het geval der aansluiting aan drie punten. (Zie o, a. de verhandedeling van Dr. Ch. M. Schols getiteld: „Over de aansluiting van een driehoeksnet van lagere orde aan drie punten van een net van hoogere orde voorkomende in de verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afdeeling Natuurkunde 2e Reeks deel XVIII, Amsterdam Johannes Muller 1882 alsmede de bijdrage van den Heer M. de Vos op blz. 107 van jaargang 1890 van dit tijdschrift.) Geeft men voor de berekening der correctiën de voorkeur aan toepassing der formule 8 - D (Xi y2 y8) (y3 y2) -(xx xs x3)(x3 x2) dan kunnen de assen toch op de omschreven wijze worden gecon strueerd; om de vermenigvuldiging met de constante D te ontgaan, teekent men op die assen schalen, waarvan de eenheid Roermond, December 1890. Kwisthout. 1 ai 2 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 64