61 Bij uitzondering kunnen ook, na het afleggen van een voldoend examen, tot boekhouder worden aangesteld zij, die gedurende tien jaren onmiddellijk aan het examen voorafgaande als klerk aan een kantoor van de hypotheken en het kadaster bij de kadastrale boekhouding zijn werkzaam geweest. Art. 16. Het examen in het vorige artikel bedoeld loopt over de navol gende onderwerpen a. de Nederlandsche taal. De bekwaamheid om zich daarin zoowel mondeling als schriftelijk duidelijk en nauwkeurig uit te drukken b. de Fransche taal. De bekwaamheid om zich in die taal mondeling te doen verstaan en een eenvoudig stuk uit die taal in het Nederlandsch te kunnen overzetten; c. het schoonschrijven; d. het teekenen van kadastrale kaarten en het topographisch opwerken daarvan e. het vervaardigen van metingstukken f. het bijwerken van kadastrale kaarten; g. de kadastrale en hypothecaire boekhouding en de daartoe betrekkelijke wetten, besluiten en voorschriften; h. de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, van de wet op de grond belasting en van andere wetten, voor zoover die in verband staan met het kadaster en de bewerking daarvan. Om tot dit examen te worden toegelaten moet de teekenaar ten minste twee jaar als zoodanig zijn werkzaam geweest. Art. 17. De examens in dit besluit bedoeld worden afgelegd voor com- missiën door den Minister van Financiën te benoemen en van de noodige voorschriften te voorzien. Niemand wordt meer dan tweemaal tot elk der examens toegelaten. Art. 18. De landmeters, adspirant-landmeters, boekhouders en teekenaars worden door den Minister van Financiën werkzaam gesteld, waar de be hoefte van den dienst dit vordert. Art. 19. Zij leggen, evenals de ingenieurs-verificateur, bij den aanvang ""-hunner bediening voor de rechtbank van het arrondissement, waarin hunne standplaats is gelegen, den navolgenden eed (belofte) af: „Ik zweer (verklaar) dat ik om totte worden benoemd, aan niemand wie hij ook zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welken naam of voorwendsel, iets beloofd of gegeven heb noch geven zal. „Ik zweer (beloof) dat ik het mij opgedragen ambt met getrouwheid zal waarnemen. „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig. (Dat verklaar en beloof ik!)" De eed behoeft in geval van bevordering tot eene hoogere klasse in den zelfden rang niet vernieuwd te worden. Art. 20 Behoudens net bepaalde bij het Koninklijk besluit dd. 5 November

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 71