74 er geen bezwaar in gezien om lange reeksen van waarnemingen te ver werpen en te herhalen, enkel omdat de uitkomst niet bevredigend was (Uitkomsten der Rijks waterpassing 1888, biz. VII). En dat de omstandigheden ook volgens hen recht kunnen geven om aan sommige waarnemingen een geringer gewicht toe te kennen, zien wij aan de primaire hoekmetingen in het jaar 1888 te Uithuizer- meden verricht (dit Tijdschrift V blz. 167). De reden waarom men meestal aan elke waarneming hetzelfde gewicht toekent, is niet de overtuiging, dat zij werkelijk allen even goed zijn, maar dat het onmogelijk is om de meerdere of mindere waarde in cijfers uit te drukken. Waar dit wel mogelijk scheen, zooals uit het aantal en verloop der repetitien, is het dan ook door Bessel wel gedaan. Dat Krayenhoff het rekenkunstig gemiddelde van alle serieen goed of slechthad moeten aannemen, is eene meening zoo zonder ling, dat zeker geen van zijne tijdgenooten ze deelde, en die wij dan ook niet nader zouden behandelen, als zij niet de grondslag uit maakte, waarop Cohen Stuart het werk van Krayenhoff heeft veroordeeld. C. St. verklaarde, dat de „de waarde, die voor ieder der hoeken als de eigenlijke einduitkomst der meting gelden moet, het [reken kunstig] midden is uit de uitkomsten van al de afzonderlijke reek sen Hij heeft deze meening niet nader verdedigd of toegelicht, maar als een axioma aan zijn betoog vooropgesteld, en daardoor anderen verleid om ze zonder onderzoek aan te nemen. Het eenige argument van C. St. is „het feit bij zijn onderzoek weder ten volle gebleken, dat metingen onder ongunstige omstandigheden volbragt, doorgaans minder dan men geneigd is te vermoeden, in nauwkeu righeid, bij die onder de meest gunstige omstandigheden verricht, behoeven achter te staan." Het zou nutteloos zijn om te onderzoeken, wat C. St. hier met „feit bedoelt.1) Maar liever dan eene onvruchtbare polemiek over Waarschijnlijk dacht C. St. hier aan eene opmerking van Bessel (Gradmessung in Ostpreussen s. 67.) Overigens blijkt uit de werken van Bessel voldoende, dat hij niet van de meening van C. St. was. Gauss verwierp ook dikwijls geheele serieën (Z. f. V. 1885, s. 203). In Engeland werd eene waarneming verworpen als „The observer has made a remark to

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 84