76 station nooit moet verlaten, zonder zeker te weten, dat de tour d'horizon behoorlijk sluit. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat hij zelf bij het uitkiezen der seriën ook lette op die voorwaarde, en als het overige gelijk stond, de serieën verkoos, waardoor de rondmeting en de driehoeken het beste sloten. Dit wordt thans en terecht afgekeurd; in Krayenhoff's tijd meende men het te mogen doen. Men denke ook niet, dat door het verwerpen de genoemde sluitfouten altijd kleiner werden; in een aantal gevallen is het omge keerde waar, b. v. bij de rondmetingen op de stations Nos. 18, 23, 36, 41, 86, 89, 93, 103 en bij de driehoeken Nos. 18, 36, 42,44, 56, 60, 63, 66, 68, 69, 76, 80, 81, 83, 88, 116, 120, 121, 126, 139, 140, 157, 160. C. St. noemt de uitkomsten afgeleid uit alle serieën: de hoeken ontleend aan de registers. Wij geven hier een lijstje hoe vele malen met deze hoeken de sluitsommen der rondmetingen en driehoeken gelijk, grooter of kleiner uitvallen als met de hoeken van tableau I: a 19 4 22 46 13 34 b 0 4 19 0 5 28 c 3 a b 1 1 0 3 7 a c 3 2 7 C. St. noemt A2 het verschil tusschen de hoeken uit tableau I minus die ontleend aan de registers. Hoe groot dit verschil is, leert deze lijst: Hoeken. RONDMETINGEN. DRIEHOEKEN. Gelijk. Kleiner. Grooter. Gelijk. Kleiner. Grooter.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 86