78 werd, terwijl in Précis p. 1820 er vijf verworpen zijn1). Maar nimmer mag gezegd worden, dat Krayenhoff van zijne handel wijze een geheim heeft gemaakt: juist het voorbeeld Amsterdam, waarvan alle détails reeds in 1808 gepubliceerd waren, brengt den nauwlettenden lezer geheel op de hoogte van Krayenho ff's manier van handelen (zie verder Jrg. V blz. 226/7). Aangenomen, dat Krayenhoff bij het verwerpen te ver is gegaandan was zijne handelwijze zonder twijfel toch nog beter, dan die welke C. St. voor de eenig juiste verklaart. 2) Alzoo werd tableau I van het Précis historique opgemaakt. De hoeken a zijn op weinig na de zuivere uitkomsten der waarnemingen. De 506 hoeken hebben geenszins allen gelijk gewicht. Niet alleen zijn de hoeken b veel minder vertrouwbaar dan a, maar dikwijls zijn zelfs de hoeken op één station gemeten, niet allen met dezelfde nauwkeurigheid bepaald. 2°. Thans moest het net vereffend worden. Krayenhoff begon met eiken driehoek afzonderlijk sluitende te maken. De strenge mathematicus zegt, dat daartoe de sluitfout over de drie hoeken gelijkelijk verdeeld moet worden. Kr. oordeelde terecht, dat er doorgaans voldoende redenen waren om sommige hoeken meer, andere minder of in 't geheel niet te wijzigen, Uit tableau II blijkt, welke hoeken in één driehoek gewijzigd zijn. Krayenhoff is zich dus in zijne appreciatie niet steeds gelijk ge bleven, en men zou denken dat het oudere oordeel, in 1808 spoediger na de metingen, meer kans heeft om juist geweest te zijn dan dat van 1812. De zelfde minder gunstige opmerking geldt ook voor eenige hoeken, die in de Letterbode van i804 anders luiden dan in het Précis. Maai de reken wijzen van de Gelder waren in i8o3 ook niet altijd juist (zie Jrg. V, blz. 234 en 285). 2) Ook de heer Roegholt (dit Tijdschrift 1888 blz. 14) verklaart: Het is volstrekt niet bewezen, dat de door C. St. berekende hoeken dichter bij de ware komen, dan die welke in tableau I vermeld zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 88