81
0—10
16
15
10—20
13
11
20—30
5
3
30—40
7
5
40—50
6
3
50—60
4
2
125
1
0
Het gemiddelde van alle ver
schillen is 24,1 mill, dat van de
39 verschillen der laatste kolom
18,3 mill. Zeven van die ver
schillen zijn grooter dan één meter
en worden, Pre'cis p. 30, uitdruk
kelijk vermeld. De aansluiting
nos. 131/2 daaronder vertoont een verschil van 32 mill. Grooter
dan 40 mill., ofschoon kleiner dan 1 meter, zijn ook nog de ver
schillen nos. 69/70, 108/9, 46/7, 94/5 en 125/132.
In 1864 besloot de Allgemeine Gradmessungs-conferenz in Berlin
dass alle Angaben van Langen, deren wahrscheinliche Fehler 1/25000
nicht übersteigen. für den Zweck der Mitteleuropaischen Gradmessung
unbedingt brauchbar sind."
Bij Krayenhoff overtreffen de verschillen, behalve in het
Noordoosten, slechts zelden 1/25000. De eenige vraag is nu slechts
nog hebben deze fouten zich kunnen ophoopen, zoodat de verst-
afgelegen zijden zeer onjuist zijn? Met zekerheid is dit niet te
zeggen, zoolang er geen basis gemeten is.
3°. Bij alle vroegere triangulaties werd de berekening met het
samenstellen eener lijst als die van tableau II voor afgeloopen be
schouwd. Inderdaad zijn de uitkomsten van Krayenhoff door
de definitieve vereffening waarschijnlijk niet veel dichter bij de
waarheid gekomen Ook over de vereffening der netten van later
tijd (b. v. dat van B e s s e 1) zou men dikwijls kunnen zeggen, dat
de winst in nauwkeurigheid lang niet tegen den reusachtigen reken-
arbeid opweegt.
Maar door die vereffening na te laten, ontstaat de onaangename
toestand, dat men voor elke zijde langs verschillende wegen steeds
verschillende uitkomsten verkrijgt, en de waarde die men aanneemt
afhangt van de reeks driehoeken, welke men toevallig voor de be
rekening gekozen heeft.
Het vraagstuk, waar Krayenhoff voor stond, was echter oogen-
schijnlijk niet gemakkelijk op te lossen, en had zonder twijfel reeds
meer dan één geode'icus afgeschrikt. Kr. kwam op het uitnemende
millioensten bij alle driehoeken
bij nos. 1124