82 denkbeeld om de zijdenvergelijking in een log. sinus-vergelijking.om te zetten, en alleen daardoor werd de vereffening mogelijk. Het theorema, waarvan hij gebruik maakte, luidt met zijn eigen woorden (Précis p. 30) aldus: j'ai fait, a chaque tour d'horison, l'addition des loga- rithmes des sinus des angles inverses ou opposes der triangles dont il est compose', ayant leurs sommets au centre de la station: les sommes de ces deux séries de logarithmes doivent nécessairement être égales, et ce qui diffère doit être considéré comme erreur." Krayenhoff en Delambre noemden dit „le thorème des angles inverses." Wij behooren het den sinusregel van Krayenhoff te noemen. Deze stelling zelf was voor eiken scholier, die de eerste beginselen der trigonometrie kent, gemakkelijk te vinden en te bewijzen. Kr. vond het dan ook niet noodig om een bewijs te geven. „II suppose le theorème sans l'énoncer" zegt Delambre; eerst op diens ver zoek werd in een noot het bewijs medegedeeld en tevens uitgebreid tot spherische driehoeken. Ook was Kr. terstond bereid om te erkennen, dat de zelfde stelling reeds vroeger door C a r n o twas gevonden (Précis p. XXVI.) De groote stap was echter: deze stelling uit te kiezen en toe te passen in de geodesie. Zij is voor alle soorten van zijdenver gelijkingen voldoende, ook voor ledige veelhoeken, en levert steeds den meest nauwkeurigen vorm waarin die vergelijkingen kunnen worden neergeschreven 2). L. N. M. Car not (17531823), fransch officier „l'organisateur de la victoire de 1793/4"; in 1813 gouverneur van Antwerpeneen der uitnemendste meetkundigen van zijn tijd; grootvader van den tegenwoordigen president de la R. F. In 1803 verscheen zijn werk: Géométrie de Position (bijna 500 p. quarto), waarin meer dan 1000 stellingen voorkomen. Op p. 301 (n° 250, fig. 95) wordt het gewone bewijs voor den sinusregel bij platte driehoeken gegeven. Zeer waarschijnlijk zal men deze stelling ook wel bij oudere schrijvers kunnen opsporen. Kr. vond ze zelfstandig. Uit een brief van kolonel van Utenhove, dd. 8 Juni 1814, behoorende tot de Leidsche manuscripten, bleek mij, dat Kr. die stelling wel eens tot oefening aan zijne officieren te bewijzen gaf. 2) Zie W. Jordan: Handbuch der Vermessungskunde, 1888, Bd. Is. 193. In de praktijk der methode kl. Qu. neemt men bij een vierhoek met

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1891 | | pagina 92