94 „van het Précis historique reeds doet vermoeden. Zij geven name lijk de blijken van eene gebrekkige critiek van de waarnemingen, „die maar al te dikwijls ontaardt in werkelijke willekeur, in het „behouden of uitsluiten van uitkomsten van metingen, al naar gelang „nevenbeschouwingen, het een of het ander, schenen te vorderen. „Niet zeldzaam zijn de gevallen, waarin van vele reeksen voor den- delfden hoek, slechts enkele, soms ééne, die de grootste of wel de „kleinste uitkomst geeft, behouden is; niet, omdat zij onder gunstiger „omstandigheden volbracht werd, of, hoe dan ook, in zich zelve de „kenmerken van grootere deugdelijkheid dan de overige opleverde, „maar blijkbaar om zoodoende, zooveel mogelijk, eene gewenschte „aansluiting aan de uitkomsten der metingen van andere hoeken te „bekomen". De heer van der Plaats ergert zich wel aan deze opmerkingen, doch hij spreekt haar niet tegen, hoewel zeker niemand, die zijn opstel heeft gelezen, hem de noodige vrijmoedigheid zal ontzeggen, om, waar hij het slechts mogelijk acht, Stuart in het ongelijk te stellen. Alleen geeft hij waar sprake is van Stuart's regel, om het midden te nemen uit alle metingen, tenzij overwegende redenen, zooals werkelijke stoornissen of blijkbare vergissing, tot verwerpen van enkele waarnemingen nopen eenige „op goed geluk" gekozen voorbeelden die moeten aantoonen, dat toch wel waarnemingen zijn aan te wijzen die recht geven ze te verwerpen ofschoon Stuart ze behield. Het behoeft niet aangetoond te worden dat deze voorbeelden in geen geval kunnen bewijzen dat Krayenhoff niet menigmaal waarnemingen verwierp die behouden hadden moeten blijven: ook de heer van der Plaats voert ze daartoe niet aan. Maar zelfs tot het door dezen laatste bedoelde bewijs kunnen zij niet dienen, zoolang men den lezer niet in staat stelt door volledige mededeeling van alle bijzonderheden, ook van de verkregene afle zingen, de waarnemingen in haar geheel te beoordeelen. Wanneer b.v. gezegd wordt, dat te sterke wind of invallende duisternis ver hindert voort te gaan, kan uit de overeenstemming der voorgaande repetities worden besloten in hoeverre uit de volbrachte waarnemin gen een resultaat is af te leiden even bruikbaar als dat van andere seriën. Om aan de gevolgtrekking te ontkomen, tot welke de groote ongelijkheid van ïrq m2 en m3 voert, tracht de heer van der Plaats

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1892 | | pagina 104