97
dat men bij de zoogenaamde tweede vereffening van die driehoeks
meting, waarop juist het hooge cijfer 2,8 betrekking heeft, de middel
bare fout nij veel te klein heeft berekend, doordien men er niet op
gelet heeft dat uit de waarnemingen nog een groot aantal onbekenden
zijn afgeleid, zoodat bij het opmaken van mt de som van de vier
kanten der fouten door een te groot getal is gedeeld.
De zwitsersche metingen worden door den heer van der Plaats
vermeld, nadat het laatst genoemd zijn de 4 deensche met m2.8m,^ 1,98;
onmiddellijk na dit cijfer volgt: „Ook in andere landen is dit opge-
„merkt, bijv. in Zwitserland, dat door Kaiser aan Nederland als
„voorbeeld wordt geroemd." De verhouding, die daar voorkomt
wordt evenwel verzwegen: zij is 1,23.
In het voorbijgaan moeten wij opmerken dat de woorden: „dat
door Kaiser aan Nederland als voorbeeld wordt geroemd" ten
onrechte, door het verband waarin zij voorkomen, den lezer tot de
gevolgtrekking zouden brengen dat Kaiser de zwitsersche driehoeks
meting als voorbeeld roemde. Kaiser roemt alleen de liberaliteit
van het eedgenootschappelijk bewind dat gelden beschikbaar stelde
en zonder twijfel ook voor volgende jaren zal verleenen, zoodat Zwit
serland een schitterend voorbeeld zal geven „van ijver voor de
wetenschap".
Bijzondere aandacht wijdt de heer van der Plaats aan de britsche
driehoeksmeting. Volgens hem had Stuart niet mogen aannemen
dat mlt m2 en m3 bij een voldoend aantal onafhankelijke en onpar
tijdige waarnemingen ongeveer gelijk moeten zijn, voordat hij zich
vergewist had of deze uit de kansrekening voortvloeiende stelling wel
door de britsche triangulaties bevestigd wordt. „De waarschijnlijk
heidsrekening", zegt hij, „is eene te subtiele en abstracte wetenschap
„om hare resultaten voetstoots aan te nemen en toetsing aan de
„praktijk overbodig te achten, vooral" dus voegt de heer van
der Plaats met meer vaderlandsliefde dan wetenschappelijken zin
er bij „wanneer de goede naam van een landgenoot er door aan
getast wordt."
De heer van der Plaats gaat nu, op zijne wijze, het subtiele
werktuig op de proef stellen.
Wanneer men, zooals bij de meeste driehoeksmetingen het geval
is, de middelbare fout uit de stationsvereffening niet direct kan ver-