103
der Plaats den lezer in den waan, dat dezelfde hoek die bij
Krayenhoff bij diens vereffening nog geen halve secunde werd
gewijzigd, door Gauss bij zijne graadmeting met ruim een halve
minuut moest verbeterd worden. Is hier de verwarring bij Gauss?
Geldt het Stuart, zoo gaat bij den heer van der Plaats de
misvorming van meeningen en feiten alle perken te buiten.
Van het betoog van Stuart wordt het volgende overzicht gegeven
(jaargang VII. bladz. 114.):
«Het oordeel van Stuart berust geheel op drie stellingen, door
«hem als axiomas vooropgesteld en niet nader toegelicht: 1° dat aan
«alle waarnemingen, goed of slecht, gelijk gewicht moet worden toegekend;
«2° dat bij eerlijke waarnemingen mt m2 m3 moet zijn3°.
«dat constante fouten veeleer mt en m2 dan m3 zullen vergrooten."
Zij, die den voorzichtigen en nauwgezetten wiskundige, den be
scheiden en humanen man gekend hebben, zullen zich er over ver
bazen dat men aan Stuart deze wijze van betoogen heeft kunnen
toeschrijven; zij weten dat Stuart geen stellingen als axioma's kan
vooropgesteld hebben, dat hij aan de qualificatie van een werk van
Krayenhoff nooit het odium van een keuze tusschen eerlijk en oneer
lijk zou verbonden hebben, en dat hij wel genoeg op de hoogte was van
de leer der fouten en te veel eerbied had voor de wetenschap, om
stellingen te verkondigen waarvan, in de algemeenheid harer formuleering,
de onjuistheid zelfs den oppervlakkigen kenner in het oog moet vallen.
Die verbazing maakt evenwel voor eene geheel andere gewaarwor
ding plaats, wanneer men tracht na te sporen hoe het mogelijk is
geweest tot zoodanige voorstelling van den grondslag van Stuart's
betoog te komen.
Men vindt dandat van axioma's geen sprake isdat het aan
toelichting, voor zoover een deskundig lezer die behoeven kan, niet
ontbroken heeft, dat het woord eerlijk, of een ander dat hetzelfde
begrip uitdruktin de geheele verhandeling niet voorkomt en dat geen
enkele der zoogenaamde stellingen juist, de eerste en de tweede ten
stelligste vervalscht door den heer van der Plaats zijn weergegeven.
Nadat Stuart vermeld heeft dat bij de samenstelling der gege
vens in het Précis historique willekeurige uitsluiting van sommige
metingen heeft plaats gehad, besluit hij (bladz. 28) „te trachten,
„alsnoguit het register van de metingenvoor ieder van de hoeken,