104 „de waarde vast te stellendie als de eigenlijke einduitkomst der „meting gelden moet; en deze hoekwaardenevenals geschied is met „die, welke in tableau I van het Précis historique voorkomen, aan „ieder van de drie groepen voorwaardensvergelijkingen te toetsen." En nu vervolgt Stuart aldus: „De vrees om thans zelf, bij het opmaken van de hoekwaarden uit „het register van de metingentot willekeur te vervallenen het feit, „bij het tegenwoordig onderzoek weder te volle gebleken, dat me ningen onder ongunstige omstandigheden volbrachtdoorgaans min- „der dan men geneigd is te vermoeden, in naauwkeurigheid, bij die onder „de meest gunstige omstandigheden verrigt, behoeven achter te staan, „deden mij als een regel aannemen, om alleen om zeer overwegende „redenen, als werkelijke stoornis, of blijkbare vergissing, eene reeks te „verwerpen. Van de in het register voorkomende reeksen werden in het „geheel slechts 11, in den aanvang van bijlage I opgegeven, uitgesloten." Het is deze rechtvaardiging van de gevolgde rekening, tot hoofd grond hebbende de moeielijkheidanders dan in enkele zeer duide lijke gevallen goede van slechte waarnemingen te onderscheidendie door Dr. van der Plaats wordt genoemd eene als axioma zonder toelichting vooropgestelde stelling, volgens welke aan alle waarnemingen goed of slecht gelijk gewicht moet worden toegekend. En deze tastbaar valsche voorstelling geeft nu tevens den heer van der Plaats gele genheid om, waar Stuart overeenkomstig zijne ware bedoeling de elf blijkbaar slechte waarnemingen uitsluit, deze schampere opmerking te maken: «Maar hij heeft zijn beginsel niet streng kunnen volhouden." Degeen, die thans het geschrift van den heer van der Plaats nog eens ter hand neemtkan lichtelijk in den waan komendat wij hier van onzen kant de gegevens achterwege houden, noodig om een juist oordeel over de kritiek van den heer van der Plaats te vellen. Immers behalve het door ons geciteerde (v. d. P. bladz. 114) vindt men op bladz. 74 bij dien schrijver nog het volgende: „C. St. verklaarde dat „de waardedie voor ieder der hoeken als „„de eigenlijke einduitkomst der meting gelden moethet [rekenkunstig midden is uit de uitkomsten van al de af zonder lijke reeksen „Hij heeft deze meening niet nader verdedigd of toegelicht, maar Wij cursiveeren hier hetgeen de heer van der Plaats als aanhaling voorstelt.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1892 | | pagina 114