105 „als een axioma aan zijn betoog vooropgesteld en daardoor anderen „verleid om ze zonder onderzoek aan te nemen." Ziedaar dan toch, zal men zeggen, eene woordelijke aanhaling uit Stuart's geschrift, waarvan de echtheid gewaarborgd wordt, niet alleen door de aanhalingsteekens waartusschen zij geplaatst zijnmaar ook door de nauwgezetheid waarmede de heer van der Plaats een door hem bijgevoegd woord door haakjes als door hem tusschen ge schoven heeft aangeduid. De niet licht door den lezer te gissen waarheid is, dat eene zinsnede als die, welke hier als woordelijke aanhaling gelden moet, in Stu art's geschrift evenmin voorkomt, als de meening welke zij in dezen apo- dictischen vorm uitdrukt. Wat Stuart's bedoeling was, hebben wij hierboven medegedeeld. Wij nemen aan, dat een onoplettend lezereen criticus, die niet juist onderscheidt, zich te goeder trouw bedriegen kan ten aanzien van de meening eens schrijvers. Maar wij achten het onverschoonbaar, valschelijk als woordelijk citaat den lezer voor te dragen wat niet anders dan uit verschillende zinsneden, met wegla ting van sommige en inlassching van andere woorden, kan worden bijeengebracht, ten einde aldus den vorm eener stelling te geven aan hetgeen niet beweerd en nog minder als stelling bedoeld is. Trouwens niets weerhoudt den heer van der Plaats wanneer hij te velde trekt tegen de belemmering van de vrijheid eens waarnemers om „op 't praktisch gevoel" waarnemingen uit te sluiten. Zoo zegt hij (Deel VII blz. 74.) „Dat Krayenhoff het rekenkunstig gemiddelde van alle serieën goed of slecht1) had moeten aannemen, is eenemee- ning zoo zonderling dat zeker geen van zijne tijdge noot en ze deelde." 2) zonder zich te bekommeren om hetgeen hij in Deel V bldz. 260 schreef: „In 1799 waren de waarnemingen „voltooid. De Internationale Commissie (rapporteur v a n S wi n d e n, zie „blz 233) onderwierp het geheel aan een vrij zorgvuldig onderzoek. „Zij nam als vasten regel aan om voor eiken hoek het rekenkunstig gemiddelde te nemen van alle serieën, zonder eenige voorkeur toe te laten3), en de sluitfout van een driehoek gelijkelijk over de driehoe- De schrijver cursiveerde zelf deze valsche voorstelling van Stuart's meening. 2) Wij cursiveeren. 3) Wij cursiveeren.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1892 | | pagina 115