109
„lijke verbinding van de uitkomsten van metingen gaf, kan het
„dergelijke ter goeder trouw, en onbewust van het weinig rationeele
„dier handelwijze, geschied zijn".
De heer van der Plaats vermeldt deze laatste verklaring niet en
drijft den spot met de eerst gemelde; volgens hem is zij als ironie „na
de harde beschuldigingen die voorafgaan". Die zulke dingen schrijft
dient te kunnen aantoonen waar, bij Stuart, die harde beschuldi
gingen te lezen staan.
Wij aarzelen niet met evenveel beslistheid als Stuart, en op
dezelfde gronden, de overtuiging uit te spreken, dat in de door
Krayenhoff medegedeelde metingen, door het willekeurig uitsluiten
van waarnemingen of door het voortzetten daarvan, totdat eene
bepaalde uitkomst was verkregen, er naar gestreefd is, met goed
sluitende waarden voor den dag te komen. Die overtuiging te
verbloemen wanneer een wetenschappelijk doel eischt haar duidelijk
uit te spreken, achten wij eene zwakheid, haar anderen euvel te
duiden, al ware het in de meening dat zij ongelijk hadden, eene
dwaling, daarvoor een man, die zich niet meer verdedigen kan, in
een hatelijk daglicht te stellen, eene ongeoorloofde daad.
„Het is een aangename en dankbare taak" zegt de heer van der
Plaats aan het slot van zijn opstel, „om een landgenoot in zijn
eer te herstellen".
Wij zullen thans daarlaten in hoeverre den heer van der Plaats
de eer van andere landgenoten: Stuart, Kaiser, Verdam, de
Gelder en zelfs van Swinden en Snellius ter harte gaat.
Indien hij zich inderdaad aan die van Krayenhoff laat gelegen
liggen, ziet hij voorbij, hoe deze geen gevaarlijker verdediger kan
vinden dan iemand, die Krayenhoff's eer, als op de punt eener
naald, laat rusten op het spitsvondig onderscheid tusschen een wille
keurig uitsluiten van waarnemingen en „een uitkiezen op het prac-
tische gevoel" 'twelk de heer van der Plaats wel genoodzaakt is
bij Krayenhoff aan te nemen, een onderscheid waaraan alle feite
lijke steun door een enkele plaats uit de Registers kan ontvallen-
De Generaal Krayenhoff heeft de niet geringe verdienste gehad
een moeilijk werk, waaraan in Nederland groote behoefte bestond,
met zeldzame voortvarendheid te hebben ondernomen en met hoogst
loffelijke volharding te hebben voltooid. Voor zijn tijd had ook