117
reeds de bouwstoffen hebben ontwaard voor eene reorganisatie van
den dienst, die het zal mogelijk maken, de vernieuwing van het
kadaster op betere grondslagen krachtig aan te vangen zonder de
Staatsbegrooting te bezwaren.
Wordt de vernieuwing der bijbladen op de voorgestelde wijze
voortgezet aan een enkel bureau, waaraan onder leiding van één of
van enkele landmeters alle teekenaars worden werkzaam gesteld die
elders tijdelijk kunnen gemist worden, (vermoedelijk een 25 h 30 tal,
het geheele aantal is in den loop der jaren opgevoerd tot 50) dan
kan zij in weinige jaren afloopen.
Door de redres-metingen en de huiswerkzaamheden, uit den ge
wonen velddienst voortvloeiend, tot de noodzakelijke te beperken,
zal voor dien tak van dienst slechts een deel van het voorhanden
personeel noodig zijn. Het nalaten van redres-metingen behoeft het
behoorlijk „vastmeten" van nieuwe eigendomsgrenzen niet uit te sluiten.
Nadat de bewaringen van hypotheken en kadaster bij K. B. van
8 Maart 1839 Stbl. 37 waren vereenigd, werden bij Min. res. van
27 Maart d. a. v. 74 landmeters voor de bijhouding der kadastrale
stukken werkzaam gesteld.
Het aantal landmeters, dat in maximum kon aangesteld worden,
nam langzamerhand toe tot 105 in 1870 en tot 190 in 1887.
Trekt men van dit aantal voor elke bewaring den landmeter
voor den kantoordienst af, dan vindt men als maxima voor veld
dienst enz.
in 1839 40 landmeters
1870 71
1887 156
Dit aantal zal, zoodra alle landmeters voor den kantoordienst door
boekhouders zullen vervangen zijn (zie Staatsbegrooting voor 1892)
klimmen tot 190.
Een vollediger overzicht geeft onderstaande lijst: