HET GRONDBOEK- EN HET TORRENS-STELSEL.
Een brandend vraagpunt is de wenschelijkheid der invoering van
een positief stelsel van openbaarheid der verkrijging van zakelijke
rechten op onroerend goed. Hoewel dit onderwerp in de eerste
plaats van juridische natuur is, waren het hier te lande in de laatste
jaren bijna uitsluitend ambtenaren van het kadaster, die er zich ernstig
mede bezig hielden, vooral sinds het bekend werd, dat het T o r r e n s
gelukt was, aan boeking van zakelijke rechten „bewijskracht te geven,
zonder te vervallen in het lastige en tijdroovende onderzoek door
den grondboekrechter, dat de groote schaduwzijde vormt van het
grondboekstelsel" 2)
Met vreugde mag daarom de poging worden begroet van een jurist
als Prof. J. C. Naber om meer licht in deze quaestie te ontsteken.
Onlangs verscheen van zijne hand een boekje getiteld: Beginselen
van Grondboekwetgeving(Utrecht J. L. Beijers, 1892), een werk, geschre
ven met veel zaakkennis en belezenheid en met een scherpzinnigheid,
waarvan de lezers van dit tijdschrift een voorproefje genoten, daar het
eerste hoofdstuk, waarin het eindresultaat van het omvangrijk onderzoek
werd neergelegd, als afzonderlijke bijdrage verscheen in dit tijdschrift. 3)
Hoe groot mijne bewondering ook moge zijn voor het met zeldzaam
talent ineengezet betoog van dien schrijver, overtuigd heeft het mij
allerminst.
Wellicht schijnt het eene vermetelheid van den leek op juridisch
gebied de denkbeelden van Mr. Naber principieel te bestrijden.
De man van de praktijk ziet echter de zaken dikwijls anders dan
de theoreticus. Daarom kan het zijn nut hebben, mijne zienswijze
Deze verhandeling verscheen dezer dagen ook in het Rechtsgeleerd Ma
gazijn, deel 11, bladz. 536 vg.
Mr. M. W. F. Treub, Rechtsgel. Mag., dl. 10 (1891,) bladz. 408.
3) Namelijk het Rechtsgel. Mag. dl. 11, blz. 1 vg.