131
„Systemen en constructiën zijn voor de rechtswetenschap, wat voor
een taal woordenboek en grammatica. Zoo lang gij nog leert, zijn
zij onontbeerlijke hulpmiddelen; zoo gij er mede op reis gaat, staan
zij u in den weg. Niet eer zult gij u van een taal naar den eisch
bedienen, eer gij uw lexicon en uw spraakkunst kunt verbranden;
niet eer het recht, zooals het leven dat eischt, in toepassing bren
gen, eer gij uwe systemen en constructiën veilig te huis kunt
laten. De wetgever, die zich niet boven traditioneele dogma's
kan verheffen, zal nimmer die hervormingen tot stand brengen, die
billijkerwijze van hem worden verwacht". x)
Wie een taal alleen uit grammatica en woordenboek moet aan-
leeren, zal haar nooit behoorlijk spreken en schrijven; om in den
geest eener taal door te dringen, moet men zich geruimen tijd bewe
gen onder het volk, dat die taal spreekt. Is iets dergelijks toepas
selijk op de studie van het Romeinsch recht, en de vergelijking dus
maar al te treffend? Deze vraag schijnt gewettigd, als men nagaat,
hoe moeilijk het Nederlanders valt, door te dringen in den geest
van het grondboekstelsel, gegrond op een recht van onzen tijd,
voldoend aan de behoeften van de tegenwoordige maatschappijals
men ziet zooals nader zal blijken dat het zelfs een man als
Prof. Naber niet gelukt is, zich te onttrekken aan den invloed van
het Romeinsche dogma, waar hij een Germaansch rechtsbeginsel
tracht te beoordeelen.
Het Romeinsche rechtsbeginsel, dat het negatieve stelsel van
openbaarheid der verkrijging en bezwaring van onroerende goederen
beheerscht, n.l.niemand kan 7neer recht op een zaak overdragen
dan hij zelf er op heeft (nemo plus juris in alium transferre potest
quam ipse habet), klinkt zoo logisch en eenvoudig, dat men licht
geneigd is het als waarheid voor alle tijden en volken aan te nemen.
Beschouwt men echter dit rechtsbegrip in het licht der praktijk, dan
blijkt onhoudbaar, wat een axioma scheen.
Reeds aanstonds valt op te merken dat de regel niet opgaat
voor roerend goed.
Ook waar men in schijn aan den regel is blijven vasthouden,
Mr. J. C. Naber, de vormende kracht van het Romeinsche recht
bladz. 27 en 28.