139
Vóór de hervorming der grondboekwetgeving in Pruisen meenden
vele rechters, dat het onderzoek zich ook behoorde uit te strekken
tot den rechtsgrond van contractueele beschikkingen, waardoor het
dikwijls omslachtig en tijdroovend werd en partijen klaagden over
den last, dien het veroorzaakte of over het indringerig uitpluizen van
intieme rechtsbetrekkingen. Bij de hervorming (1872) werd die
rechtsgrond uitdrukkelijk van het onderzoek uitgesloten. „Volgens
den Duitschen Ontwerper kan men van den wetgever niet verlangen,
dat hij partijen tegen de gevolgen hunner akten in bescherming neme,
door openlegging van de voorafgegane contractueele betrekkingen voor
te schrijven" 1). Dat door deze beperking van het onderzoek de
voornaamste bron van klachten is opgedroogd kan hieruit blijken,
„dat in die landen, waar het grondboekrecht van kracht is,
de praktijk onder den druk van het stelsel niet alleen niet gebukt
gaat, maar op het behoud er van den hoogsten prijs" 2) wordt gesteld.
Door Mr. N a b e r worden zoowel die beperking als het onderzoek
zelf fel bestreden.
„De administratie moet zich overtuigen dat de inschrijving geschiedt
„overeenkomstig het materiëele recht, opdat geene vermijdbare con-
„flicten ontstaan tusschen ingeschreven onrecht en oningeschreven
recht" (blz. 68.) „De vraag is of dit onderzoek vertrouwen ver
dient. De verificateur wordt geacht bij intuïtie alle juridieke
„bezwaren, alle feitelijke gebreken, alle wettelijke bronnen van kennis
„te ontdekken. Beweert men wettelijk erfgenaam te zijn van den
„laatst ingeschreven eigenaar, hij ruikt het testament of het nadere
„bloed, dat den pretendent uitsluit; legt men een testament over en
„beweert op dien grond gerechtigd te zijn, zijn scherpziend oog ont-
„dekt de nietigheid, de valschheid, de herroeping" enz. (blz. 69.)
„De Pruisische wetgever stelt tot sussing der luide klachten over
„obstructionisme de verificatie zelve buiten werkingImmers
„wat anders is de strekking der bepaling, die den Verificateur
„voorschrijft alle contractueele beschikkingen des eigenaars te
„honoreeren, zonder naar den rechtsgrond dier beschikkingen te
„vragen Hoe toch kan die ambtenaar, met den rechtsgrond
Mr. Nab er blz. 76.
J! V