144
gensbelasting tot wet worden verheven, de onregelmatigheden vervijftienvoudigd
zullen worden.
De onregelmatigheid bestond reeds eenigszins in het werk der herziening
krachtens de wet van 1873, daar het werd opgedragen aan ambtenaren, die
die uit den aard van hunne betrekking er niet voldoende mede vertrouwd waren.
Veel meer echter waren wijzigingen in de huurwaarde door omstandigheden,
die tot eene nieuwe regeling geen aanleiding gaven, oorzaak van de heerschende
onevenredigheid.
In de eerste plaats kan hier gewezen worden op belangrijke afwijkingen
tusschen de tegenwoordige huurwaarde van sommige perceelen in Amsterdam
cn hunne belastbare opbrengst. Terwijl in de winkelstraten, als Kalverstraat,
Leidschestraat en vooral de Utrechtschestraat, waar, na de herziening in 1874/5,
de stand zeer is gestegen tengevolge van den aanbouw van nieuwe wijken achter
het paleis voor Volksvlijt, de huurwaarde de belastbare opbrengst verre, soms
4 h 5 maal overtreft, is in sommige nieuwe wijken de huur soms slechts de
helft en zelfs nog minder van de geschatte opbrengst.
Ook andere onevenredigheden zijn van algemeene bekendheid, onevenredig
heden van verschillenden aard. Zoo is het platteland op het oogenblik veel
hooger belast dan de steden, betalen de branderijen te Schiedam, de diamant
slijperijen te Amsterdam, om ons tot deze, zooals bekend is, kwijnende takken
van nijverheid te bepalen veel te veel, is de huurwaarde der gebouwen te
Helder verre beneden de belastbare opbrengst sedert de opening van het
kanaal naar IJmuiden, te Bussum en Hilversum daarentegen verre daarboven
sedert den aanleg van den oosterspoorweg.
Maar alvorens tot eene herziening der huurwaarde over te gaan, is wijziging
der wetgeving op de grondbelasting een dringende eischzelfs ware het hoogst
wenschelijk geweest, indien deze wijziging aan de nieuwe regeling van de
belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen ware voorafgegaan, daar
bij die herziening met de wettelijke bepalingen omtrent de grondbelasting
rekening moet worden gehouden. Een paar voorbeelden kunnen dit toelichten,
welke geput zijn uit het degelijk en zaakrijk verslag, uitgebracht door „de
Commissie, door de hollandsche maatschappij van landbouw benoemd tot het
instellen van een vergelijkend onderzoek naar de schatting der typen in de
verschillende districten van Nederland, tot uitvoering der wet van den 25
April 1879 Staatsblad n°. 89, regelende de herziening van de belastbare
opbrengst der ongebouwde eigendommen''. In dit verslag wordt gewezen op
tuingronden met een huurwaarde van 180.of ƒ200.welke door omstan
digheden, onafhankelijk van den wil des landeigenaars, tot gewoon bouwland
terugkeeren met eene huurwaarde van 60.of 80.terwijl ook een
verandering in omgekeerde richting kan plaats hebben, alsmede op dennen-
bosschen, wier gronden op ƒ8.tot 16.gebracht zijn, terwijl na rooiing,
vooral in Brabant en Limburg, de grond ten minste 30 jaren voor nieuwen