146
zelfs noodzakelijk in sommige hooge streken, waar onder de boerderij geen
hooiland begrepen is, maar de huurder dit elders moet pachten, doch gewoonlijk
is met de inrichting der gebouwen daarop gerekend en tevens wordt het losse
land gewoonlijk hooger verpacht dan de erven en is dientengevolge meestal
ook hooger geschat. Om de fout, bij de wet van 1879 begaan, weer goed
te maken, zou het dus het eenvoudigste zijn, aan de gebouwen die belastbare
opbrengst toe te kennen, waarvoor ze in aftrek op den huurprijs voor de
ongebouwde eigendommen zijn geleden.
Wordt nu bijv. een boerderij van 30 bunders, waarbij een gebouw behoort,
waarvan de belastbare opbrengst op f 300.is vastgesteld, gesplitst in twee
erven, een van 10 en een van 20 bunder en op het eerste een gebouw geplaatst,
dan zou die 300.voor het oude en nieuwe gebouw gesplitst kunnen
worden in f 100.— en 200.ook zonder dat gedeeltelijke slooping van
het oude gebouw plaats vond, want in den huurprijs der boerderij van 20
bunder zou toch niet meer dan f 200.voor hef: gebouw begrepen zijn
In dit stelsel is geen plaats voor vrijstelling der landbouwschuren, waarop
in de staten-generaal is aangedrongen, maar deze is dan ook overbodig en
bovendien wordt aan het bezwaar van te hooge opdrijving der grondbelasting
voor de gebouwen der boerderijen tegemoet gekomen, daar bij de regeling
der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen de aftrek voor de
gebouwen dikwijls veel lager was dan hunne belastbare opbrengst en deze
nu tot het bedrag van dien aftrek wordt teruggebracht.
Omgekeerd zou ik voor gebouwen, niet met erven als boerderijen verhuurd,
geen belastbare opbrengst willen zien opgenomen voor den grond waarop die
gebouwen staan en de daarbij behoorende tuinen. Voor die gronden werkt
toch de grondbelasting niet als een grondrente; de voornaamste reden toch,
waardoor die werking verklaard wordt, is hier niet aanwezig: het aanleggen
van bouwterrein is niet beperkt door de natuur van het goed. Hieruit volgt
eene nieuwe regeling van de belastbare opbrengst van in cultuur zijnde gronden
tot bouwterrein of aanslag van den grond als zoodanig bij afbraak van een
huis en dan zou de aanslag dier gronden in evenredigheid moeten staan tot
hunne waarde als zoodanig, waardoor het verlies in belastbare opbrengst
wegens ongebouwde eigendommen in de steden grootendeels weer zou worden
gedekt. De billijkheid brengt echter mede, bij den weder-aanleg dier bouw
terreinen tot gecultiveerden grond de belastbare opbrengst wederom te verlagen.
Een andere wijziging der wetgeving van 1870, door de billijkheid gebiedend
voorgeschreven, is, dat ook bij vermeerdering of vermindering der huurwaarde
in een gemeente of een bepaald deel er van of van een bepaalde soort van
gebouwen, een nieuwe regeling der belastbare opbrengst plaats vindt. Het
gaat toch niet aan, in afwachting eener volgende herziening zooals bijv. te
Helder het geval is geweest, de daar staande woningen buitensporig veel te
doen betalen in verhouding tot hare huurwaarde, terwijl aan den anderen kant