147
geen reden bestaat om een gemeente of een wijk, waar de huurwaarde zeer
is gestegen, soms jaren lang vrij te laten. En het dunkt mij ook zeer goed
uitvoerbaar, desnoods door de commissiën voor de herziening der belastbare
opbrengst van de gebouwde eigendommen diligent te verklaren of door de
uitbreiding der werkzaamheden van de collegiën van zetters. Op aanvraag
van de belastingschuldigen of op voordracht van den rijksambtenaar, aan
wien de uitvoering der wetgeving op de grondbelasting is opgedragen, zou
dan de minister een algeheele herziening voor zulk een gedeelte kunnen
voorschrijven in verhouding tot andere deelen, waarvan de huurwaarde sta
tionair is gebleven. Dit zou zelfs het voordeel kunnen hebben, dat eene zoo
kostbare algemeene herziening, als nu aanstaande is, niet om de 20 jaren
behoefde plaats te bebben, doch slechts wanneer de omstandigheden het eischen.
Het grootste voordeel van een dergelijke regeling is dat de huurwaarde
voor de personeele belasting zich dan naar de kadastrale huurwaarde kan
regelen (behalve voor de woningen behoorende bij de boerderijen) na aftrek voor
vrijgestelde gedeelten als schuren, bergplaatsen, enz. hetgeen ook schijnt te
strooken met de plannen van den tegenwoordigen minister, volgens zijn vroeger
medegedeeld antwoord in de tweede kamer. Op aanwijzing van den ontvanger
splitst de commissie dan de belastbare opbrengst bijv. voor het benedenhuis
en het bovenhuis. Dit brengt weer mede, dat dan ingeval zulk een gedeelte
geen opbrengst heeft gehad, wegens twaalf achtereenvolgende maanden onge
bruikt en onverhuurd zijn, ook de grondbelasting gedeeltelijk kan worden
teruggegeven. Tot nu toe moest de grondbelasting geheel worden betaald
als alleen het benedenhuis bewoond was, al was de bovenwoning ook onverhuurbaar.
Overigens hulde brengende aan den wetgever van 1870 voor de regeling
der reclames, daar de regeling daarvan uitstekend mag worden genoemd, zou
toch een enkele wijzing aanbeveling verdienen. Vooreerst de herschatting op
kosten van ongelijk. De aanslag, na een opneming in loco door den contro
leur van het kadaster en een lid van het college van zetters, door dat college
vastgesteld, kan door een deskundige, geheel buiten het vak staande en veel
minder bekend met het onderling verband, worden te niet gedaan. Bovendien
is het in hun belang steeds lager te gaan dan het bedrag, waarop de huur
waarde was vastgesteld, daar dan de kosten ten laste van het Rijk komen
en de belastingschuldigen tot reclameeren worden uitgenoodigd. Wel beslissen
gedeputeerde staten, maar deze stellen gewoonlijk den deskundige in het gelijk.
Daar bovendien de huurwaarde voor de gebouwen, waarover niet is gerecla
meerd, vaststaat, ontstaat een ongelijkmatigheid. Stel bijv. dat van een blok
van tien gelijke huizen, de eigenaar van een dier huizen herschatting vraagt,
tengevolge waarvan de huurwaarde van 400.op f 350.wordt gebracht,
dan moeten de andere huizen op f 400.blijven staan. En wanneer nu een
volgend jaar weer een blok van dergelijke huizen wordt gebouwd, hoe moeten
deze dan geschat worden, op 400.of f 350.