148 Een regeling, zooals in de wet van 1873 is voorgeschreven, verdiendt dan ook verre de voorkeurvoor de herschatting zou op dien voet eene commissie kunnen worden benoemd, bestaande uit een lid van het college van zetters der gemeente en een van de collegiën van naburige gemeenten, onder leiding van den controleur en deze zou bij wijziging der schatting van het perceel de bevoegdheid moeten hebben, ook die van andere gebouwen te wijzigen. Ook schijnen de verzoeken om ontheffing bij vernieling door onvoorziene rampen tot moeielijkheden aanleiding te geven. De op dit punt bestaande wettelijke bepalingen schijnen namelijk in dien zin te worden uitgelegd, dat de ontheffing slechts voor het loopende jaar wordt verleend, zoodat bij een gedeeltelijke vernieling door brand in December, die het niet noodig maakt het huis af te breken, waardoor van afschrijving voor het volgende jaar geen- sprake kan zijn, die ontheffing zeer onbeduidend wordt in vergelijking met die voor huizen, vroeger in het jaar gedeeltelijk vernield. En ofschoon de letter der wet tot deze opvatting geen aanleiding geeft en deze meer in de geschie denis haar oorsprong schijnt te vinden, is toch, al moge in zoodanig geval niet de geest der wet den doorslag geven, doch de letter behooren te worden toegepast, een duidelijker omschrijving van dit punt noodzakelijk en zou het wenschelijk zijn, volledige ontheffing te geven over het aantal dagen, gedurende welke het genot tengevolge van de ramp, geheel of gedeeltelijk heeft opge houden. Dergelijke ontheffing zou ook kunnen worden verleend bij herbouw, waarbij dan tevens bepaald moest worden, dat de belasting voor het oude gebouw verschuldigd bleef tot men voor het nienwe was aangeslagen, daar nu een herbouw, in den loop van een jaar verricht, tot herschatting aanleiding geeft, doch is het oude vóór 1 Januari afgebroken en het nieuwe eerst na 1 Januari van het volgende jaar in gebruik gesteld, dan is voor dat laatste jaar geen belasting verschuldigd. Ook met het oog op de aanhangige vermo gensbelasting is dit een punt van actueel belang. In het algemeen zou ook de behandeling der bezwaarschriften vereenvoudigd kunnen worden door, bij gebleken gegrondheid der bezwaren en dienovereen komstig gunstige adviezen van controleur en zetters, de beslissing aan dien ambtenaar of een hoogeren ambtenaar over te laten. Feitelijk toch is hier geen geschil van bestuur en een administratieve rechtspraak dus overbodig; het betreft toch slechts toepassing der wet op aanvrage, waar de administratie uit zich zelf in gebreke bleef, terwijl bij afwijzende beslissing het college van gedeputeerde staten in hooger beroep uitspraak zou kunnen doen. De voordeelen van de boven betoogde wenschelijkheid van de vastlegging der huurwaarde voor de personeele belasting aan de kadastrale huurwaarde spreken voor zich zelf. Daar echter in dat geval de omslag van aangiften, schattingen, herzieningen enz. vervalt met het geheele kader van rijks-, tegen- en derde schatters, zou het denkbeeld overweging verdienen, nu ook de vrij dommen van grondbelasting wegens stichting, her- en bijbouw zijn vervallen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1892 | | pagina 158