i 11
1 3
1 7
3
I 5
150
Aantal
in:
Gebouwen.
Vermeerdering.
Aantal
in:
Gebouwen.
Vermeerdering.
1850
494 143
i
565
1880
699 754
j 6
925
1851
495 708
j 2
864
1881
706 679
1
223
1852
498 572
i
634
1882
713 902
J
j 7
403
1853
502 206
5
072
1883
721 305
1 9
494
1854
507 278
i 5
737
1884
730 799
330
1855
513 015
i 2
813
1885
736 129
490
1856
515 828
031
1886
747 619
1
j 19
242
1857
518 859
4
866
1887
766 861
J 12
372
1858
523 725
6
305
1888
779 233
22
535
1859
530 030
1
1889
801 768
De regeling der werkzaamheden volgens laatstgenoemde wet verdient verre
de voorkeur boven die bij de wet van 1873 vastgesteld, terwijl het ook in het
belang eener betere evenredigheid zou zijn, indien de schaal bij art. 4 der
wet van 1873 vastgesteld tot 50.in plaats van tot 30.met f 5.
opklom en tot f 140.met f 10.Volgens verklaring toch van met de
uitvoering der wet belaste ambtenaren bleek in de praktijk dikwijls de behoefte
aan dergelijke uitbreiding der schaal.
Ten slotte moet overwogen worden aan wie deze herziening behoort te worden
opgedragen.
In 1873 werden de controleurs der directe belastingen, invoerrechten en
accijnzen er mede belast. Aan hen was toen echter sedert 1 Januari 1871
de uivoering der wetgeving op de grondbelasting toevertrouwd, zoodat zij in
die drie jaren in de gelegenheid waren geweest met de inrichting van het
kadaster en de boekhouding op de hoogte te komen. De bekendheid daar
mede dunkt mij voor eene behoorlijke uitvoering een onmisbare eisch. De
herziening nu weder aan hen op te dragen, komt mij geenszins wenschelijk
voor omdat de meesten van hen nu de kennis daarvoor missen en bovendien
het werk te omvangrijk is, om hun behoorlijk tijd te laten zich volkomen
op de hoogte te stellen van de wettelijke bepalingen omtrent de grondbelasting,
de geschiedkundige ontwikkeling daarvan en de inrichting van het kadaster.
Dat deze werkzaamheden steeds toenemen en niet onbelangrijk geacht mogen
worden, blijkt uit het volgend lijstje van het aantal gebouwen in twee tijd
vakken van 10 jaren:
1
35 887
102 014