EENE LIMBURÖSCHE DRIEHOEKSMETING UIT HET
BEGIN DER 18e EEUW.
In het afgeloopen jaar werden verschillende torens in Limburg bezocht
door de H.H. leden en technici der graadmetings-commissie en werden daarop
metingen verricht.
Moeielijk zou men kunnen vermoeden, dat dezelfde torens voor bijna twee
eeuwen ook beklommen werden door een technicus, wel niet juist met 't doel,
om de gegevens voor het meten van een gedeelte van den aardgordel te
verzamelen, maar toch ook om de onderlinge ligging te bepalen van de
verschillende plaatsen en punten van uit de torens zichtbaar.
Even als nu de dorpelingen zich verbazen over het geheimzinnige „telegra-
feeren met spiegels" der graadmeters, zoo stonden ook toen de eenvoudige
landlieden verwonderd over het boven hun begrip gaand werken met „kijkers
en waterpassen", zóó soms, dat zij luide tegen die „vreemdigheid" protest
aanteekenden.
Er moest toen, in het jaar 1710 ongeveer, eene nauwkeurige kaart gemaakt
gemaakt worden van het bisdom Roermond, dat van 17011722 bestuurd
werd door Angelus d'Ongnies, graaf d'Estrées, baron de Roulenecourt.
Het bisdom was zeer verbrokkeld, zooals Limburg zelf.
Nieuwstadt, Viersen, Erkelens, Valkenburg, Roermond vormden enclaves;
van het aaneenliggende gedeelte maakte de grens een ware slangenlijn.
Om een goed overzicht over zijn bisdom te erlangen, vatte Graaf d'Ongnies
het plan op, daarvan eene getrouwe afbeelding te doen vervaardigen.
Tot dien tijd had men het altijd gedaan met eene schetskaart uitgegeven
bij Mariette te Parijs. Zij was echter vol gebreken.
Daarom zag hij uit naar een man, wiens „mathematique kennis hem een
waarborg gaf voor de spoedige verwezenlijking van zijn plan en vond dien
in Nicolaas Leclercq, een Jezuit uit Luik.
Bij brief van 6 October 1710 stond Verneuil, de provinciaal der orde, aan
Leclercq toe, het werk te beginnen. Veel bijzonderheden over den persoon
van N. Leclercq zijn ons niet bekend geworden, alleen weten wij dat hij eene
goede topografische kaart van het Luikerland uitgaf.