21
In October van het jaar 1712 was Leclercq zoo ver met zijne voorloopige
werkzaamheden gereed, dat hij eene grootere schetskaart van het landschap
Gelre kon inleveren.
In den tweeden brief, daarbij gevoegd, zegt hij, dat ze niet zonder
moeite is tot stand gekomen.
Dooréén kan er in iedere tour d'horizon wel een kwart minuut verschil
zijn, hoe goed ook mijne opnamen zijn geweest.
Er zijn eenige plaatsen naar den kant van Grave die ontbreken, omdat
de voorwerpen op den horizon te ver verwijderd waren. Ik wil de plaatsen
niet van andere kaarten overnemen. Maastricht zal ook in het net opge
nomen worden, evenals het graafschap Valkenburg; daar is echter een dal,
waarin ik niet heb kunnen doordringen. Ik heb ook den toren van Amstenrade
bezocht; de galm- en kijkgaten waren ontoegankelijk, daarom zal er een
getimmerte worden opgericht.
Alhoewel Leclercq door den Bisschop aan alle Pastoors aanbevolen was,
ondervond hij toch hier en daar, dat men voor zijne trigonometrische werk
zaamheden niet overal veel respect had. Het slechtste ging het hem in het
grensdorp Scheidt. Hij heeft daaromtrent het volgende opgeteekend:
„Ik ben naar Scheidt geloopen, waar de toren wel geschikt is voor waar
nemingen; maar de pastoor was zeer onbeleefd, alhoewel ik hem door twee
expresse boden had laten zeggen, dat ik bevelen van den Bisschop had, om
hem die over te brengen; hij kwam niet, maar hij was op het Kasteel op bezoek,
dat een kwartier vei lag en wilde, dat ik hem daar maar op zou komen zoeken.
Dit beviel mij niet, daar ik niets kon uitvoeren.
Toch ben ik op den toren geklommen en heb eenige punten gemeten.
Maar de lieden uit het dorp gingen onder aan den toren staan roepen,
scholden mij uit en dreigden mij op te sluiten, als ik niet spoedig naar be
neden kwam.
Ten slotte maakten zij zoo'n lawaai, dat ik wel verplicht was naar beneden
te komen.
Het was middag toen ik in het dorp aankwam; ik heb den pastoor laten
zeëëen, dat ik niets meer van hem noodig had en hem niet meer tot last
zou zijn.
Ik ging daarop weer terug naar den markies van Hoensbroeck.
Den schoonsten dag mijner reis heb ik daardoor verloren en nutteloos ben ik van
Hoensbroeck naar Amstenrade en van Amstenrade naar Scheidt en van daar
naar Hoensbroeck geloopen."
Aldus de klacht van den wiskundige.
Daar Bisschop d'Ongnies P. Leclercq veel achting toedroeg, zal hem die
bejegening van zijn afgezant niet te best bevallen zijn. Over den verderen
afloop van dat intermezzo vonden wij niets.
De streek rondom Maastricht is bekoorlijk schoon. Heuvelreeksen, die tot