73 eerste ruit dient dan weder als korte voor een tweede daaraan gelijk vormige ruit, wier lange diagonaal dus elf malen zoo groot als de basis is. Schreiber, de Chef der Preussische Landesaufnahme, heeft ein delijk berekend (Z. f. V. 1882 s. 158), welke hoeken tusschen de 6 punten eener dubbele ruit en hoe vaak ieder van deze gemeten moeten worden. In zijn stelsel vervallen alle zijdenvergelijkingen J); de te meten richtingen vormen slechts 9 lijnen: de basis en de 8 zijden der ruiten. Te Göttingen moesten twee der hoeken aan de basis slechts ééns gemeten worden, tegen 44 malen de scherpe hoek van 23 0 daartegenover. Worden daarentegen alle 30 richtingen tusschen de 6 punten gemeten, dan ontstaan 10 driehoeks- en 6 zijdenvergelijkingen. Eene goede verbinding van de basis met de eerste primaire zijde wordt ook door de Nederlandsche Rijkscommissie voor Graadmeting als van het hoogste gewicht beschouwd. Men zal b.v. de basis van Stamkart in de Haarlemmermeer (zie boven blz. 68) waarschijnlijk ongebruikt laten, omdat die verbinding moeielijkheden oplevert. (Zie dit Tijdschrift 1891, blz. 126). In Duitschland bestaan nevens de fraaie netten van Schreiber ook onderscheidene minder goed ingerichte. In Zweden vertoonen de bases van van Stockholm en Axevalla (Generalbericht Europ. Gradmessung 1864) zeer samengestelde netten. Het basisnet van Catania op Sicilië (zie III, 137, beschreven in Generalbericht 1865 s. 58) bezit wel den gunstigen vorm, maar alle hoeken hebben er gelijk gewicht. Voor het basisnet van Tangsil zijn alle richtingen 6 malen gemeten, behalve drie richtingen aan het ZW. einde der basis 12 malen. Het punt Poetri in dit net, en daarmede 10 richtingen van de 36, had volgens het stelsel van Schreiber gemist kunnen worden, en hij zou getracht hebben om Petjaloengan met Kiliasin in plaats van met Soeket te verbinden. Ook voor primaire netten verwerpt Schreiber alle „kruisingen'', en vormt ze steeds uit eenvoudige ketens van driehoeken. Wanneer men vol komen vertrouwen kan in de objectiviteit der waarnemingen en geen constante fouten te vreezen heeft, is zijn stelsel voortreffelijk. Maar zie zijne eigene mededeelingen in Z. f. V. 1878 s. 227/8 en 1879 s. 111.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1892 | | pagina 83