106 vele gevallen onmiddellijk bepaald worden, daar de afbeeldingen van alle verticale lijnen op het terrein door het hoofdpunt gaan. Bij ontstentenis van dergelijke lijnen zou men op het terrein baken loodrecht kunnen plaatsen of van den ballon twee of drie schietlooden doen neerhangen, die mede gefotografeerd zouden moeten worden. Is nu de onderlinge ligging van drie punten op het terrein A, B en C in horizontale projectie (A2, Bt en Cj zie Fig. 23) bekend, dan kunnen weer volgens het problema van Snellius de fotografieën georiënteerd en verder op de bekende eenvoudige wijze de ligging van andere punten op het plan door snijding van identische richtin gen bepaald worden. Voor een plan zonder hoogteopgaven behoeft derhalve zelfs de tafereelsafstand van de camera niet bekend te zijn. Ter bepaling der hoogteverschillen beschouwt men het vlak van teekening als een verticaal projectievlak en neemt eene willekeurige as b.v. door C als ordinaten-as, ten opzichte van welke de hoogte verschillen bepaald moeten worden. De standplaatsen O en O' zullen in verticalen op de aangenomen as boven Hj en H'lt moeten liggen. Zijn nu de hoogten van A, B en C en de gebruikte tafereelsafstanden bekend, dan kunnen ook in het verticale projectievlak de fotografieën georiënteerd worden, waarna de grafische hoogteverschilbepaling al zeer eenvoudig wordt, (zie Fig. 23.) Is eene standplaats in de hoogte met horizontaal tafereelsvlak als het ware aangewezen om vlak terrein met behulp van fotografie op te nemen, toch kan men van dergelijk terrein ook uit loodrecht genomene fotografieën, ja zelfs uit één enkele fotografie, een plan construeeren - als horizon, hoofdpunt, tafereelsafstand en hoogte van het objectief boven het terrein bekend zijn, In Fig. 24 is O het objectief en p het beeld van P in de verti caal genomene fotografie. en pt zijn de projecties dier punten in het vlak van teekening, Zet men nu p pt op de grondlijn en OOt evenwijdig aan het tafereelsvlak in het vlak van teekening uit, dan vindt men de ligging van P in dit laatste door snijding der lijnen Ox px en O0 p2. Eveneens ligt Q in het snijpunt der lijnen Ot qx en O0 q2. Fig. 25 geeft eene andere constructie aan, die ook van toepassing is voor fotografieën met hellend tafereelsvlak genomen, in welk laatste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1893 | | pagina 108