108
tentoonstelling te Parijs in 1867 zorgvuldig bewaakt werd, bezat een'
verdeelden horizontalen rand, waarop eene camera was aangebracht.
Elke fotografie werd door hoekmeting georiënteerd, terwijl slechts
de horizontale projectie van het terrein langs fotogrammetrischen
weg werd verkregen. Hoogteverschillen werden door middel van
hoekmeting bepaald.
De methode was dus nog zeer onvolmaakt.
Buitendien werd eene lens gebruikt, die slechts over een zeer klein
gezichtsveld. 30°) perspectievisch zuivere beelden gaf.
Toch bereikte Laussedat algemeen geprezen resultaten. Zoo werd
uit twee opnemingen van het dak der polytechnische school en
van de kerk St. Sulpice in 1861 het plan van een deel van
Parijs ontworpen, dat niet onnauwkeuriger was dan het bestaande
plan van Emmery (1839.)
Het Fransche Ministerie van Oorlog gelastte daarna de fotogram-
metrische opneming van de omstreken van Grenoble, welke in 1864
uitgevoerd werd door den aan Laussedat toegevoegden kapitein van
de genie: Javary.
Na 60 uren veldarbeid, waarin o.a. van 18 standpunten 29 foto
grafieën genomen werden, en nauwelijks 2 maanden bureauwerk kon
eene kaart ontworpen worden voor een terrein van 2000 HA.
De kaart werd vervaardigd op 1 a 5000 en daarop werden hoog
telijnen aangebracht met hoogteverschil van 10 M. De horizontale
afstanden bedroegen tot 4500 M en de hoogteverschillen tot 1000 M.
Javary en Galibardy voltooiden iri 1867 de opneming van Faverges
in Savoye, waarvan zij een plan vervaardigden op schaal van 1 a
5000 over eene oppervlakte van 2V2 kwadraat-mijl, waarbij de hoogte
bepaald was voor 5000 herkenbare punten op 120 fotografieën.
De veldarbeid duurde 18 dagen, de bureauarbeid 5 maanden.
Daaronder waren nog begrepen eenige kleine detailopnemingen om
de constructie van de voornaamste huizengroepen te vereenvoudigen.
Het nadeel van een te klein gezichtsveld had reeds anderen op
het denkbeeld gebracht van zoogenaamde panorama-instrumenten.
De kopergraveur Martens te Parijs bedacht reeds in 1847 eene
draaibare camera, waarbij hij het beeld opving op eene gebogene
daguerreotypeplaat.
Laat men het objectief om het 2e knooppunt draaien, dan zal