125
die alleen van mannen van het vak verwacht mag worden. Alleen merk ik
met genoegen op, dat naar de meening dier deskundigen, de zaak met gebruik
making der tegenwoordige hulpmiddelen, niet alleen mogelijk ts, maar zelfs
geen al te groote kosten zou vereischen. Wanneer men een deel der thans
gebruikelijke werkzaamheden, die toch nooit tot een voldoend resultaat kun
nen leiden, achterwege liet, zou met hetzelfde personeel als thans werkzaam
is, de zaak kunnen ondernomen worden. Zeker zijn de technische en finan-
cieele bezwaren dus niet van dien aard, dat men op dien grond tegen de uit
voering zou behoeven op te zien.
Alleen vergunne men mij op een paar punten te wijzen, die ik reeds vroe
ger ter sprake bracht, toen ik de invoering van een positief stelsel behandelde,
en die, zij het ook in mindere mate, hier weder in aanmerking moeten komen.
In de eerste plaats behoort de nieuwe opmeting en in kaart brenging al
gemeen te zijn. Door de voorstanders van den maatregel wordt de mogelijk
heid gesteld, dat men begon met alle gronden, aan den Staat of gemeenten
behoorende, en die van particulieren eerst onder handen nam, wanneer de
wensch daartoe van de belanghebbenden uitging. Mij dunkt, men zou dan
half werk doen en den tegenwoordigen toestand bestendigen. Wanneer met
goedvinden van A. en B. hunne aan elkander grenzende perceelen zijn opge
meten, en C. komt daar later tegen op met aanspraken, die onvereenigbaar zijn
met het aanvankelijk verkregen resultaat, dan heeft men juist datgene, waar
nu over geklaagd wordtdat men bij elke hermeting verplicht kan wezen het
vroeger verrichte over boord te werpen.
Eene tweede opmerking is, dat in geen geval de grenzen mogen worden
vastgesteld zonder dat de belanghebbenden gelegenheid hebben gehad hunne
bezwaren in te brengen. Daarbij behoeft men niet zoo ver te gaan als wan
neer het de invoering van een positief stelsel betrofik zou geen bezwaar zien
den voogd voor den pupil, den man voor zijne echtgenoot, zelfs den bezitter
voor den mogelijk onbekenden eigenaar te laten optreden. Maar, al neemt
men dit aan, toch behooren de plannen gedurende een bekwamen tijd ter in
zage te liggen, en eene eenvoudige procedure te worden vastgesteld, waardoor
ieder zijn rechten, zoo noodig bij den gewonen rechter, kan handhaven.
II. Praeadvies van A. Moll.
blz. 299 v. Of prof. Naber een voorstander is van het mobilisatiestelsel
is niet duidelijkwant, terwijl hij aan 't slot zijner redevoering verklaart niet
in te zien, dat de Staat zich tot taak moet stellen, zulk eene mobilisatie uit
te lokken en te bevorderen (pag. 22), „lees ik op pag. 16:') „Mobilisatie is
„wenschelijk, want zij maakt het mogelijk de vruchten te plukken van een
1) (Van dezen jaargang van dit Tijdschr [Red.]