130 het inschrijvingsregister, ook die achter elk der moederperceelen aangeteekend, worden opgeslagen. Het gevolg is, dat het onderzoek voor één perceel soms uren tijds kost en de bewaarders weder evenals vóór 1879 particuliere bijboeken houden, om daarin de resultaten aan te teekenen, ten einde niet telkens tot hetzelfde omvangrijke onderzoek genoodzaakt te zijn. De toestand der boekhouding doet de wenschelijkheid eener herhaling der vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen hoe langer zoo meer gevoelen. Recht ingewikkeld kan het onderzoek worden, indien eene inschrijving rust op een moederperceel met afstammelingen in den tweeden en verderen graad, welker gezamenlijke grootte die van het moederperceel overtreft. Het is mogelijk, dat sommige dezer afstammelingen dan onbezwaard zijn, als er namelijk geen deel van het moederperceel in begrepen is. Doch de registers geven hieromtrent geen licht, daartoe moeten de hulpkaarten minuut kaartjes van de opvolgende wijzigingen in de kadastrale kaart worden geraadpleegd. De meeste hypotheekbewaarders (niet-technische ambtenaren) laten dergelijk onderzoek na, zoodat belanghebbenden zich soms met geheel onvoldoende opgaven moeten tevreden stellen. Doch genoeg om aan te toonen, dat de belanghebbende zelf niet tot een deugdelijk onderzoek in staat is. Hij is dus afhankelijk van een notaris of zaakwaarnemer en zelfs zij wagen zich zelden aan een zelfstandig onderzoek ten hypotheekkantore. Wordt vervolgd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1893 | | pagina 134