146
„nauwkeurig zijn, wijl ze met zeer groote juistheid het perspectievische
„beeld van het terrein geven.
„Dank zij die eigenschap verschaft het fotografisch beeld de
„gegevens voor een onnoemelijk aantal richtingen naar alle details van
„het terrein, zoodra men enkele constanten van het gebruikte toestel
„(tafereelsafstand, hoofdpunt, horizon en casu quo de helling van het
„tafereelsvlak) kent en de oriënteering van ée'ne richting,
„Door de toepassing der fotografie bepaalt zich de veldarbeid bij
gevolg tot de keuze van passende standplaatsen, bepaald ten opzichte
„van trigonometrische punten, en tot het nemen van een voldoend
„aantal fotografieën uit minstens 2 standplaatsen.
„Alle terreinvormen kunnen daarmede weergegeven worden. Het
„overige is bureauwerk.
„Bij het eerste gedeelte der veldwerkzaamheden is het in het
„belang der nauwkeurigheid gewenscht het planchet door den theo
doliet te vervangen.
„Het aanbrengen der hoogtelijnen wordt volgens de fotogramme-
„trische methode zoo eenvoudig, dat ze op geringer afstand van
„elkaar genomen kunnen worden (bij Paganini op 50 M.)
„En van hoeveel belang zijn niet die hoogtelijnen!
„Ze dienen niet alleen om te kunnen zien, hoeveel men op een
„berg geklommen of gedaald is, maar ze geven de volkomen voor
stelling van alle vormen, hoeken en bochten. Ze zijn, als het
„ware, het alfabet, waarmede de natuur beschreven wordt."
Dr. Finsterwalder heeft zelf de „Hintergraslwand" tusschen
Guslar- en Vernagtferner fotogrammetrisch opgenomen en een plan
op schaal van 1 a 7500 met hoogtelijnen van 20 tot 20 M.
geconstrueerd.
Buitendien hield hij zich, in vereeniging met Blüincke en Hess,
bezig met gletscheropnemingen. Jaarlijks op dezelfde standplaatsen
herhaalde fotogrammetische opnemingen brengen misschien in glet-
scherstreken veel aan het licht, wat op andere wijze niet is waar
te nemen.
Dr. Finsterwalder bediende zich bij zijne opnemingen van een
instrument als dat van Meijdenbauer, eenigszins gewijzigd.
Ten slotte, wat Duitschland betreft, zijn volgens het maandschrift
„Himmel und Erde, 1888" op aandrang van professor Förster te