160
Het eerste der door het Bestuur gestelde vraagpunten luidt: Is het
welk stelsel omtrent den eigendom van den grond men aanneme wenschelijk
dat bewijskracht omtrent de grenzen der perceelen worde toegekend aan een
met dat doel samengesteld kadaster?, terwijl de volgende vraagpunten bestemd
zijn de vergadering te stellen voor de keuze tusschen het negatieve, het grond
boek- en andere stelsels en dus betrekking hebben op de verschillende mid
delen vroeger en later uitgedacht om zekerheid te geven, niet omtrent de
grenzen der, maar omtrent de rechthebbenden op de perceelen. Tweeërlei
geschillen omtrent onroerend goed moeten onderscheiden worden: de grens
geschillen tusschen rechthebbenden op naburige erven, geschillen dus over de
individualiteit der perceelen, en geschillen tusschen twee partijen die elk een,
het andere uitsluitend, recht beweren op éénzelfde perceel, geschillen alzoo
over de rechtmatigheid van titelsdit woord genomen in den ruimen zin van
wijzen van verkrijging. Beide soorten van geschillen hebben niets met elkaar
gemeen en de middelen uitgedacht om ze te voorkomen of, nadat zij ontstaan
zijn, te beslissen, zijn daarom ook geheel onafhankelijk van elkander. Zij
staan elk op zichzelf, moeten afzonderlijk worden beoordeeld en ingevoerd.
Om deze reden komt de door het Bestuur in de vraagpunten tot stand
gebrachte splitsing mij voor zeer rationeel te zijn en zal ik in de volgende
bladzijden 't gegeven voorbeeld volgen.
Het kadaster.
Om tot de kennis der perceelen en hunne belastbare opbrengst te geraken,
heeft de regeering den bodem van Nederland doen opnemen en opmeten;
het resultaat van die opname en opmeting is, voor zoover het daarvoor
vatbaar was, in kaart gebracht.
De opgemeten en afgebeelde grenzen zijn van drieerlei aard. Ten eerste
zijn het de bezitsgrenzenwaar het bezit van den een ophoudt en dat van
den ander begint, wordt een lijn getrokken. Ten tweede zijn het de grenzen
der bebouwingde gebouwen worden afgeteekend, en ook wat de ongebouwde
gronden betreft, worden de stukken van eene bepaalde bebouwing (weiland,
bouwland, bosch, enz.) door lijnen aangeduid, onverschillig of zij aan één dan
wel aan verschillende eigenaars toebehooren. Ten derde zijn het de feitelijk
bestaande vaste afscheidingen, zooals heggen, grachten, openbare wegen, rivieren,
beeken en andere. Zij worden opgemeten en afgebeeld, ook al vallen zij
samen noch met bezits- noch met bebouwingsgrenzen. Kadastraal perceel is
nu elk stuk grond, door grenzen van één of meer dezer drie soorten
omsloten.
Zie hier dus het bestaande kadaster: het is eene lijst en omschrijving van
de perceelen, in den bovenbedoelden zin van dit woord, met aanwijzing van
den rechthebbende op elk perceel; of een lijst van de rechthebbenden met
1) Ik cursiveer.