164
dat aan geene bepaling van grenzen, al steunt zij op de nauwkeurigste
metingen en becijferingen, verbindende kracht kan worden toegekend, indien
niet het opgemetene door de belanghebbenden zeiven of, in geval van geschil,
na een formeel proces, door den rechter als de ware grens is aangewezen.
Het nieuwe kadaster zou dus niet anders kunnen worden tot stand gebracht
dan met de medewerking der eigenaars en andere belanghebbenden, eene
medewerking, die echter, in geval van geschil of bij eenvoudigen onwil, door
een rechterlijk vonnis zou kunnen worden vervangen. Het zou misschien noodig
zijn een nieuwe procedure te regelen, met openbare dagvaarding, waarin ieder
belanghebbende voor zijn recht kon opkomen, maar die dan ook gelden zou
tegen elk en een iegelijk. In dit alles zou m. i. geen bezwaar gelegen zijn.
Ook ten aanzien van grensveranderingen in het eenmaal tot stand gebrachte
nieuwe kadaster zouden wettelijke voorschriften moeten worden vastgesteld.
Overeenkomsten tusschen eigenaars van naburige erven tot verandering der
grens zouden toegelaten moeten zijn. Het zou iederen eigenaar moeten
vrijstaan van zijn onverdeeld perceel twee of meer nieuwe perceelen te maken,
ook al bleef hij zelf eigenaar van alle. De eigenaar van twee of meer
aanéénliggende perceelen zou bevoegd moeten zijn door het doen wegvallen
der grenzen die alle tot ééne zaak te vereenigen. En de ambtenaar van het
kadaster zou dus verplicht moeten zijn de door dergelijke overeenkomsten of
eenzijdige verklaringen noodig geworden wijzigingen in het kadaster te
brengen. Voorts zouden acties tot wijziging van het kadaster moeten worden
toegekend aan hen, die op de eene of andere wijze recht op zulk eene
wijziging verkregen hadden doch zich haar nu geweigerd zagen: denk b. v.
aan den kooper van een gedeelte van een perceel of aan hem aan wien op
een gedeelte eene hypotheek is toegezegd. Indien de, door den Heer Boer
zoo genoemde, grensverjaring niet werd afgeschaft, zou zulk een actie moeten
toekomen aan den buurman, die een strook van 't naburig erf gedurende den
verjaringstijd bezeten had. Eindelijk zouden er voor zekere gevallen acties moeten
zijn tot vernietiging van eene ten gevolge van eene, b.v. wegens onbevoegdheid
van de handelende personen, wegens dwang, bedrog of dwaling, nietige
overeenkomst of verklaring op het kadaster ten onrechte aangebrachte grens-
verandering. Aan de twee hoofdbeginselen echter zou bij dit alles vastge
houden moeten worden, n.l.1°. het kadaster beheerscht het terrein: hij te
wiens nadeele het terrein van het kadaster afwijkt heeft een rechtsvordering
om den buurman binnen zijn gebied terug te dringen; 2°. derde verkrijgers
door middel van overeenkomst of van een andere rechtshandeling hebben een
onwraakbaar recht op de grens zooals het kadaster die aangeeft, ook al is
zij feitelijk onjuist en al zou tegen den auteur des verkrijgers een actie tot
wijziging van de kadastrale grens opgegaan zijn; waarbij ik het in 't midden
laat of zulk een recht beperkt zou moeten zijn tot verkrijgers te goeder trouw
en onder bezwarenden titel.