172
geeft, wordt de grootte in de kadastrale stukken gewijzigd. In alle
andere gevallen blijft de kadastrale grootte, zooals die door den
landmeter is aangegeven, gehandhaafd.
Nog op één punt wil ik Uwe aandacht vestigen.
Het is U bekend dat bij art. 9 der wet van 1870 is bepaald dat
eigendommen, die vóór het in werking treden der wet van 1870
1 Januari 1871 onnauwkeurig zijn gemeten, kosteloos worden
hermeten op schriftelijk verzoek van den belanghebbende aan den
daarbij betrokken bewaarder van de hypotheken en het kadaster.
Dat is een impératief voorschrift, maar waaraan de grootste waarde
wordt ontnomen doordien geen tijd van uitvoering is bepaald.
Wel geeft art. 16 sub. 2 het recht om hermeting op kosten van
ongelijk te vragen indien op het verzoek om kostelooze hermeting
geen acht is geslagen, maar men gevoelt al het dwaze dezer bepaling.
De I. K. schrijft overigens voor hoe ten dezen aanzien dient
gehandeld te worden.
In het tegenwoordig ontwerp is bepaald, dat verzoek om verbete
ring ten opzichte van metingen vóór den lsten Januari 1871 verricht,
ten allen tijde kan plaats hebben en voorts dat op zulk een verzoek
wordt beschikt door den ing-verf., tegen wiens beslissing, evenals dit
het geval is met reclames tegen gewone metingen, hooger beroep is
bij Gedeputeerde Staten. Ik vind het niet gelukkig, dat de Minister
deze bepaling heeft opgenomen in het ontwerp, te meer daar de
Mem. v. Toel. geen afdoend argument aangeeft. Dat het in de
wet van 1871 staat is natuurlijk geen argument.
Wanneer men wil vraagt men hermeting aan van schier heele
gemeenten vooral van dezulken in den Franschen tijd gemeten en
waarvan de plans eigenlijk schetsen, soms nog slechte schetsen
zijn.
Redeneert men nu dat dit wel niet zal vóórkomen en zoo het
wel voorkomt, dat men dan aan geen tijdstip van uitvoering is ge
bonden, dan acht ik het beter geen wettelijke bepaling te hebben
dan eene die een doode letter is.
Stelt men er echter tegenover dat het toch wenschelijk is dat
foutieve gedeelten worden verbeterd, dan meen ik te mogen beweren,
dat in iedere divisie de ambtenaren van het kadaster beter dan het
publiek kunnen beoordeelen wat wel, wat geen verbetering behoeft.