42 „,,ce serait substituer une ligne de demarcation toute fictive et des „„lors arbitraire a celle que la nature elle méme a tracée' „Bij een arrest van het Hof van Gelderland van 10 October 1860 „werd overwogen„dat voorts in de artt. 577 en 578 B. W. door „„oever niet wordt verstaan de zoom van het land dat zich tot aan „„de rivier bij gewone waterstanden intstrekt maar de beperking van „„de rivier bij den hoogsten waterstandbuiten het geval van water- vloed „Om een en ander duidelijker voor te stellen is hiernevens een „schetsteekening gevoegd. Op de profillen 1 en 2 wijzen de lijnen „a. b. den laagstbekenden rivierstand, de kromme lijn a. c.b. een „nimmer bloot komend gedeelte van de rivierbedding, de lijn g. h. „den middelbaren, en de lijn d. f. den hoogsten waterstand zonder „overstrooming aan, terwijl de lijnen e. d. en f. i. den begroeiden „uiterwaard voorstellen. Het deel e. d. is dus bizonder eigendom „van den oevereigenaar en het deel a. c. b. behoort aan den Staat „als rivierbedding. Maar ook de deelen d. g. a. en fh. b. be- „hooren aan den Staat, daar zij, als het water op het hoogst is, „met water bedekt zijn. Stijgt het water boven de punten d. en „dan is er overstrooming en hetgeen dan verder door water bedekt „wordt, nj. de gedeelten e. d. en fi., kan niet gezegd worden tot „de rivier en alzoo aan den Staat te behooren, doch blijft bijzonder „eigendom. „Overal waar het profil der rivier een beloop heeft als in de figu- „ren 1 en 2 is aangeduid, waar de punten d. en scherp uitkomen, „is de grens tusschen bizonder eigendom en publiek domein gemak kelijk aan te wijzen en kan, houdt men de omschrijving van oever „in art. 578 B.W. in het oog, geen gegronde twijfel ontstaan over „de beslissing dat de lijnen d. g, a. en fh. b. de oevers of boor- „den zijn, waarvan in dat artikel wordt gesproken. Is daarentegen, „zooals in figuur 8 wordt voorgesteld, de uiterwaard met den oever „dermate flauw ineenloopend, dat bij den eersten aanblik van de „landerijen, rivierwaarts geen punt d. of te vinden is, dan moet „de hoogste waterstand op andere wijze worden bepaald. „In ieder riviervak, zelfs van eene beperkte lengte, treft men „uiterwaarden aan, wier grens juist is aan te geven. Op die punten „kan men dus zonder moeite de hoogte vinden van de lijn d. f.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1893 | | pagina 42