43
„der figuren 1 en 2. Door nu die hoogte over te brengen naar de
„flauw afloopende buitengronden in figuur 3 voorgesteld, is men in
„staat bij de snijding der kromme lijnen e'g'. a en ihbmet
„de regte lijn k. I. de punten d'en te bepalen. De glooijing
,,d'. g'. d. en Hb'is dan evenzeer als die door de letters d.
aangewezen de oever die aan den Staat behoort Aanschrij
ving van den Min. v. Binnenl. Zaken dd. 11 April 1851 n°. 199
„3" Af deeling
Fig. 1.
c
Fig. 3.