OYER HET „NIET VERNOMMEREN" VAN KADASTRALE
PERCEELEN EN NOG IETS.
„Dat het buitendien verwarring sticht, indien perceelen, zonder van
„gedaante te veranderen, of in anderen eigendomstoestand te geraken,
„andere nummers krijgen".
Deze woorden uit de reclame van den heer Mr. M. J. Pijnappel
(zie jaargang I blz. 56 van dit tijdschrift) geven mij aanleiding eens
de vraag te bespreken of het niet mogelijk zoude zijn tegemoet te
komen aan den wensch daarin verscholen van den heer P. en van
zeker zeer vele anderen.
De bepalingen van de Instructie-Kadaster zijn in de laatste jaren
reeds voor sommige gevallen in dien geest gewijzigd en het aantal
perceelen „hermeten zonder nommerverandering" bedraagt in de
metingstaten van den gewonen dienst misschien wel ongeveer een
zesde van het geheele aantal voor dien dienst hermeten perceelen.
Dat bij verandering alleen van den omtrek van gebouwen, bij
stichtingen en bij sloopingen, indien de omtrek van het perceel niet
wordt gewijzigd en daarop niet reeds een gebouw met afzonderlijk
nommer voorkomt, tegenwoordig geene vernommering meer plaats
heeft, is een stap in de goede richting en heeft ook in de praktijk,
voor zoover mij bekend is, in 't geheel geen aanleiding tot verwarring
gegeven. Integendeel de eigenaars en bewaarders van acten en bor
derellen zullen dien maatregel zeker zeer toejuichen, terwijl daardoor
de boekhouding, ook de hypothecaire, aan eenvoud heeft gewonnen
en tegelijk eene aanleiding tot het maken van fouten is weggenomen.
Maar behalve de perceelen door de landmeters voor den gewonen
dienst hermeten, worden een zeer groot aantal nieuwe nommers
gecreëerd tengevolge van metingen, bijna uitsluitend verricht met het
doel de kadastrale kaart te verbeteren,
Tal van metingen van dien aard zijn nog in 't verschiet tengevolge van
gebreken in de plans, veelal aan 'tlicht gekomen bij de vernieuwing van
de bijbladen. Deze vernieuwing is in jaren nog niet voltooid, zoodat