74
afstand gelijk aan den tafereelsafstand en het beeld omgekeerd, dan
zien we, dat er al eene zeer eenvoudige betrekking bestaat tusschen
de afmetingen van een gefotografeerd vlak en die van het beeld op
het tafereelsvlak, wanneer beide vlakken evenwijdig zijn. De afme
tingen toch aan het beeld staan tot die aan het gefotografeerde vlak
als de tafereelsafstand f staat tot den afstand van het gefotografeerde
vlak tot het 2e knooppunt van het objectief.
Kennen we den tafereelsafstand van een toestel, dan is het derhalve
zeer gemakkelijk om b.v. op bepaalde schaal eene fotografische repro
ductie van eene kaart te vervaardigen.
En hebben we met evenwijdig tafereelsvlak eene fotografie genomen
van een vlak terrein of van een gebouwgevel dan behoeft men slechts
eene enkele afmeting daaraan te kennen om verder alle andere afme
tingen te kunnen bepalen.
De toestellen, die tot geometrische (fotogrammetische) doeleinden
gebruikt worden, moeten een met juistheid bepaalden constanten
tafereelsafstand hebben, of aan het toestel moet de verplaatsing van
het 2e knooppunt afgelezen kunnen worden.
Het is toch duidelijk, dat de tafereelsafstand een belangrijke factor
is bij de bepaling van geometrische verhoudingen aan het werkelijke
voorwerp uit fotografische afbeeldingen.
De tot het vervaardigen van eene kaart van een terrein noodige
gegevens kunnen wij, zooals bekend is, verkrijgen door opnemingen
te velde volgens de zoogenaamde basismethode.
Is (Fig. G) de afstand van A tot B bekend en meten wij in A en B
de hoeken, die de richtingen naar de punten Px, P2met de
AB basis maken, dan kunnen wij die punten op willekeurige schaal
in kaart brengen.
Is de onderlinge ligging van drie punten, A, B en C bekend en
meten we ook in C de hoeken, die de richtingen naar Pj, P2
met CB of CA maken, dan krijgen wij de punten P1( P2door
drie richtingen bepaald, waardoor fouten kunnen worden geconsta
teerd. De hoeken, die men meet, zijn de hoeken die de projecties
van de richtingen op een horizontaal vlak maken.
Denken we ons (Fig. 7) een horizontaal vlak door het punt A en de
beeldpunten, waarin de richtingen naar B, C, Pj, P2een verticaal
tafereelsvlak snijden op dat horizontale vlak geprojecteerd, dan sluiten