97 Terwijl de eerste weg de beste werd geoordeeld, daarna de tweede en eindelijk de derde in aanmerking zoude moeten komen, was men het er ook over eens, dat een cursus van vier jaren voldoende was, mits voor hen die in het bezit waren van het diploma van goed afgelegd eindexamen op de H. B. S, dat ook als eerste vereischte op den voorgrond werd gesteld. Tegen den 2en weg golden bij de Commissie vooral deze bezwaren, dat het onderwijs in wiskunde aan de P. S. te veel zoude zijn ingericht als hulpwetenschap voor de ingenieurs-vakken, terwijl voor de geodesie eene andere mate en richting noodig zoude zijn, dan die te Delft worden aange troffen. Bovendien zoude de regeling der lesuren niet toelaten, dat geheele dagen aan onderricht en practijk op het terrein werden besteed, en zoude er van eene verdeeling in een theoretischen winter- en practischen zomercursus bezwaarlijk sprake kunnen zijn. Erkend werd intusschen ook, dat de belangrijke uitgaven, voor het volgen van den eersten of besten weg benoodigd, een groot bezwaar voor welslagen in die richting zouden opleveren. Daar nu door de landmeters zeiven ernstige pogingen zijn gedaan om tot verhooging van hun wetenschappelijk en maatschappelijk peil in de aange wezen richting te geraken, en zij zich daarbij terecht op het buitenlandsche voorbeeld beroepen, liggen daarin voldoende aanwijzingen voor ons, om te trachten de Pol. School ook dienstbaar te maken aan de opleiding dezer specialiteiten, die tot nu toe in Nederland wel den titel van ingenieur konden verkrijgen, zonder dat zij daarop echter dezelfde aanspraken konden doen gelden als hunne naamgenooten". Zij die omtrent bovenstaande vraag mededeelingen wenschen te doen, worden verzocht die vóór 1 November 1893 te zenden aan den heer R. A. J. Snethlage te Warnsveld.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1893 | | pagina 99