108 In de laatste helft van Juni was het houten gebouwtje te Ubagsberg en de telegraafleiding gereed, en nadat te Leiden al de instrumenten in orde waren gebracht, vertrok de heer Wilterdink naar Ubagsberg om met de heeren prof. Albrecht en dr. Hecker, die van Duitsche zijde de waarnemingen zouden verrichten, de astronomische instrumenten en de telegraaftoestellen op te stellen. Spoedig bracht hij een en ander in orde, en in de eerste dagen van Juli konden onze waarnemingen beginnen. Men kwam overeen, dat gedurende het eerste vierde deel der waarnemingen de heer Wilterdink te Leiden en ons medelid van de Sande Bakhuyzen te Ubagsberg zouden blijven; om den invloed van verschillende bronnen van fouten te elimineeren, zouden daarna beiden waarnemers met hunne instrumenten van standplaats verwisselen en op de nieuwe standplaatsen de helft van het benoodigd aantal waarnemingen volbrengen, terwijl ten slotte de neer Wilter dink weer naar Leiden en de heer van de Sande Bakhuyzen naar Ubagsberg zou terugkeeren om het laatste vierde deel van den arbeid te voltooien. Het aantal avonden dat een kleiner of grooter aantal doorgangen van sterren werd waargenomen, was gedurende de 1ste periode van 325 Juli: 12 te Leiden, 15 te Ubagsberg: gedurende de 2de poriode van 27 Juli 17 Augustus13 te Leiden en 13 te Ubagsberg, gedurenee de laatse periode van 21 Augustus tot 5 September12 te Leiden en 12 te Ubagsberg. Daar echter op verscheidene van deze avonden door ongunstige weergesteldheid de waarnemingen verre van volledig waren of slechts op een der beide stations konden worden volbracht, kan men bij benadering schatten dat de 1ste periode 4l/2, de 2de periode lOhj, de 3de periode 5 volledige waarnemings avonden hebben opgeleverd. Het is natuurlijk nog onmogelijk op te geven welk resultaat uit de waar nemingen zal volgen; voor zoover men kan nagaan zijn er echter geene belangrijke storingen bij voorgekomen en heeft de telegraphische gemeenschap tusschen de beide stations slechts weinig te wenschen overgelaten. Na afloop van de lengtebepaling kon de breedte- en azimut bepaling worden ter hand genomen. De heer Weeder, assistent aan de sterrenwacht te Leiden, zou het azimut bepalen en wel van de driehoekszijde Ubagsberg-Sittard door met behulp van het universaal instrument van Repsold van de Leidsche sterrenwacht den hoek te meten van een nachtelijk signaal (eene olielamp met lens) op den toren te Sittard, en de poolsterren a en <J van de Kleine Beer en 51 van het sterrenbeeld Cepheus. Tevens zou hij met dat zelfde instrument de hoogten van noordelijke en zuidelijke sterren in de nabijheid van den meridiaan meten, ten einde daaruit de breedte af te leiden. De heer Wilterdink, observator te Leiden, zou eveneens te Ubagsberg de breedte bepalen, maar langs een geheel anderen weg, door middel van de zoogenaamde Horrebow-Talcottmethode. Tevens zou de heer Wilterdink ook

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 110