116 speciaal bestemd zal zijn, zal omtrent den aard der fouten een nader onder zoek kunnen worden ingesteld; tot nu toe moest het onderzoek er in hoofd zaak op gericht zijn om te weten te komen, of de randverdeeling van dien aard was, dat wij die gerustelijk konden aanvaarden. Dat wij daarin mochten slagen, moge hieruit blijken, dat de beide malen, dat door ons eene rand verdeeling werd afgekeurd, de instrumentmaker zelf erkende, dat die verdee ling niet de nauwkeurigheid bezat die zij kon hebben, en zooals hij die ook wilde leveren. Hij maakte dan ook geen bezwaar ze door eene nieuwe te vervangen. Dat een dergelijk onderzoek zeer wenschelijk is, moge nog uit een paar voorbeelden blijken. In No. 309899 van de Astronomische Nachrichten komt een onderzoek voor van den Heer Bruns omtrent de randverdeeling van een universaal-instrument van Wanschaff, met eene randverdeeling van 32 c.M. middellijn. Eerst uit de met het instrument gedane waarnemingen bleek de mindere juistheid van de verdeedng. Toen werd de randverdeeling onderzocht. Uit de medegedeelde cijfers volgt: t t",39 1",08 en r' 0",74 0",57 dus eene nog minder goede verdeeling, dan die van het instrument W 21. No. 1, die door ons werd afgekeurd. Ik ben er van overtuigd, dat, wanneer die randverdeeliug tijdig onderzocht ware, de heer Wanschaff niet geaarzeld zou hebben, ze door eene nieuwe te vervangen. Een tweede voorbeeld, uit eigen ervaring, moge die wenschelijkheid nog nader doen blijken. In 1891 werden, bij den heer Wegener te Berlijn, voor de Rijksdriehoeksmeting twee theodolieten besteld met randen van 21 en 14 c.M. Kort daarvoor was er voor de triangulatie van Sumatra een universaal-instrument van 21 cM. bij hem besteld. Van dat instrument, dat op het einde van 1891 ontvangen werd, werd de horizontale cirkelrand door ons onderzocht en het resultaat daarvan (wij vonden r 1",96 0^,98 en T' 0",55 0^,27) was van dien aard, dat wij ons genoodzaakt zagen hem te kennen te geven, dat wij met dergelijke verdeelingen geen genoegen zouden nemen. De heer Wegener verklaarde toen, dat hij het te druk had om zijne verdeelmachine na te zien en liever van de levering van die twee instrumenten afzag. De bestelling werd toen aan Wanschaff gegeven. Dat wij bij dien ruil niet slecht gevaren zijn, moge blijken uit de cijfers, voor die instrumenten gevonden. Het zijn de instrumenten, boven aangegeven als W 21 No. 2 en W 14 No. 2. De Heer J, A. C. Oudemans voegt aan de mededeeling van den Heer Schols eene door hem opgedane ondervinding toe, hierin bestaande, dat, wanneer kijkers, die voor collimatoren moeten dienen, op eikenhouten drie voeten opgesteld worden, al schijnen deze nog zoo sterk samengesteld, men nog niet verzekerd kan wezen, dat de optische assen dier kijkers hare rich tingen behouden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 118