De rechthoekige driehoek en de meetketting. Hoewel het op blz. 18 van dezen jaargang van het tijdschrift behandelde vraagstuk voor den landmeter van zeer weinig belang is, en meer als een rekenkunstige aardigheid moet worden beschouwd, zoo is er wellicht nog een plaatsje beschikbaar voor eenige opmerkingen daaromtrent. De door den heer Wing Easton gegeven oplossing is geheel indirect: hij zoekt de getallen, die aan den gestelden eisch voldoen, en gaat na of zich daaronder het getal 40 bevindt. Die indirecte oplossing kan eenvoudiger geschieden, zorfder dat daarbij van de reeks der vierkanten behoeft te worden uitgegaan. Stel het gezochte getal N, dan heeft men: N x ij z (1) z1 x2 ij2 (2) Uit (2) volgt: x2 (z2 ij2) (z ij) (z ij). Stel z ij k z ij 1, dus x2 kl, dan verkrijgt men: x V k 1 ij I (1 - k) z {(l k) N 1 V k 1 Hierin zijn k en 1 onbekend, maar, daar x, ij, z en N geheele getallen moeten zijn, heeft men de beide volgende voorwaarden: 1°. k 1 moet een volkomen vierkant zijn; 2°. k en 1 moeten beide even of beide oneven zijn. Stelt men dus 1 k n2 dan worden de uitdrukkingen x k n ij - k (ns 1) (P) z k (n' 1) (r) N k n (n 1)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 119