11
spelen; voorloopig ondersteunt men het instrument als bij de vorige
opstelling, waarbij tevens wordt overgegaan tot de instelling der
verhouding welke gebruikt zal worden.
De langste draad haakt men in het bovenste hangstaafje K' der
kraan en in de hangschroef H' der draagbuis.
Door middel van het losse buisniveau en de schroef U' stelt men
deze horizontaal.
De slechts met een haak voorziene draad haakt men in de hang
schroef K" op staaf 2, en hangt het aan dezen draad door middel
van een drukschroefje vastgemaakte kogelgewricht over het geel
koperen kogeltje, zich bevindende boven aan het opzetstuk der
kraan. Men geeft aan den draad eene lengte zoodanig dat staaf 2
horizontaal is, daarbij zorgdragende dat de poolkogel niet uit zijn
gewricht geheven wordt.
De staven 3 en 4, zoomede staaf 1, worden met behulp der schroeven
van de looprollen horizontaal gesteld. Minuut en copie worden
zoo gelegd dat de arbeid zonder bezwaar kan worden uitgevoerd.
8. Het koord loopt op gelijke wijze als bij de andere opstelling,
tot aan de katrol boven scharnier A, vandaar naar de katrol boven
scharnier Bmaar om beide katrollen in denzelfden zin, (wijl anders
het koord door de beweging van het instrument langer of korter
wordt) verder naar de katrol aan de huls van den poolkogel, waar
het op dezelfde wijze als vroeger, aan de daarin aanwezige teeken-
stift vastgemaakt wordt.
9. Ter instelling der noniussen op een zekere verhouding
maakt men voor deze opstelling gebruik van de volgende formule
1. m. 960X4 AaiR c
X 7b. v. voor is de instelling 42b,b
(m 4- n) 6 4 5
voor 5/4: ^TZ 5333
4 5 4
Gebruikt men het instrument weer met de pool van het einde,
dan moet de looprol r aan staaf 4 in de hoogte worden geschroefd.
Bij het opbergen in de kist stelt men de noniussen in op 1/i a 1/1,
de staven 3 en 4 brengt men in elkanders verlengde, staaf 3 komt
dan links, staaf 4 rechts en de omgangsstift naar voren, in het
midden der kist te liggen.
C. W. Hoffmann.