125
blijven, of met andere woorden: de vertikaal gaat niet door het
middelpunt der ellipsoïde.
Uit het vorenstaande blijkt ons dus op eenvoudige wijze, dat de
evenwijdige doorsneden op verschillende diepten der ellipsoïde gelijk
vormige ellipsen zijn, waarvan de lijn der middelpunten niet lood
recht staat op hunne vlakken, maar wel door het aardmiddelpunt gaat.
Nederland is gelegen op een gedeelte, dat van de aarde kan worden
afgesneden door een vlak op eene diepte van 2B00 meter. Deze en
de daaraan evenwijdige doorsneden zijn ellipsen, waarvan de assen
zich verhouden ongeveer als 799 tot 800.
De lijn hunner middelpunten wijkt zoo weinig van de vertikaal af,
dat men zich op den meridiaan slechts 7,5 meter noordwaarts van
het centraalpunt behoeft te verplaatsen, om zich loodrecht te bevinden
boven het middelpunt van de ellips op bovengenoemde diepte van
2300 meter gelegen.
Men ziet hieruit, dat de vorm van een klein gedeelte van het
aardoppervlak op zeer weinig na symmetrisch is ten opzichte van de
doorsnede in het centraalpunt loodrecht op den meridiaan.
De symmetrie ten opzichte van den meridiaan zelf is volkomen.
Daar de korte as der doorsneden gelegen is in het meridiaanvlak,
zal de afstand van het centraalpunt naar den omtrek van eene bepaalde
ellips langs het oppervlak der aarde gemeten kleiner zijn in de
richting van het noorden of zuiden dan naar het oosten of westen,
de kromming van het terrein is derhalve in de richting van den
meridiaan grooter dan in de richting loodrecht daarop.
De kromtestraal bereikt zijne kleinste waarde in den meridiaan en
zijne grootste in de richting loodrecht daarop.
De grootte der kromtestralen is evenredig met de vierkanten van
de afstanden van het centraalpunt tot het punt van de ellips, gelegen
in de richting, waarvan de kromtestraal genomen wordt.
Stelt men de halve groote en kleine as van eene elliptische door
snede n en m, dan is dus de verhouding der kromtestralen in deze
richtingenn2m2. De stralen bereiken in deze richtingen hun
minimum en maximum en dragen den naam van hoofdkromtestralen
voor dat punt.
Den kromtestraal in eene richting, die met den meridiaan een hoek
a maakt, vindt men door eerst den afstand te bepalen tusschen het