126 centraalpunt en het punt van eene bepaalde ellips in die richting gelegen. Noemt men dien afstand p en de halve assen van de ellips weer n en m, dan wordt p bepaald door de uitdrukking: 1 P2 cos2 a m2 sin2 a of wel: cos2 a sin2 a p2 mz n2 De kromtestraal in de richting a verhoudt zich nu tot dien in den meridiaan of in de richting loodrecht daarop als p2m2 of p2n2. Neemt men a 45°, dan is p2 op zeer weinig na gelijk aan mn. Ten einde nu een bol te vinden, die zich zoo nauw mogelijk bij een bepaald gedeelte van het oppervlak der ellipsoïde aansluit, denken wij ons eerst een bol, rakende aan het raakvlak in het centraalpunt van dat gedeelte, met een straal gelijk aan den kromte straal in den meridiaan. Deze bol zal overal beneden het aardoppervlak gelegen zijn, be halve in den meridiaan, waar hij dit raakt. Neemt men den kromtestraal in de richting loodrecht op den meridiaan, dan valt de bol met dezen straal overal boven het aard oppervlak. Neemt men het meetkundig gemiddelde der beide hoofd kromtestralen, dan verkrijgt men een bol, die in het noorden en in het oosten en westen beneden het zuiden evenveel boven, aardoppervlak ligt. als -w Figuur I stelt de doorsnede voor van dezen laatsten bol en van de ellipsoïde door een vlak op boven genoemde diepte van 2300 M. De gedeelten A P B, van Noordwest tot Noordoost en C P D, van Zuidoost tot Zuidwest, duiden het terrein aan, waarbij deze bol zich boven het aard oppervlak verheft. Bij de beide overige deelen B P C, van Noordoost tot Zuid oost, en D P A van Zuidwest tot Noord west ligt de- bol beneden de ellipsoïde. De doorsneden van bol en ellipsoïde onderling zijn twee flauw gebogen n 2 X,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1894 | | pagina 128