135
Nederland te berekenen, dan zou men de breedte van het centraal
punt op ongeveer 52°10' moeten stellen.
De hiervermelde conforme overbrenging van punten van de ellipsoïde
op een bol heeft behalve de toepassing ten behoeve van kaartprojecties
nog een ander niet minder gewichtig doel. Wanneer men aan de
hoeken van een driehoeksnet, op de ellipsoïde gelegen, correctiën
aanbrengt gelijk aan de afwijkingen, welke bij de overbrenging op
den bol ontstaan, zijn de aldus gewijzigde hoeken die van een net
van boldriehoeken. Men kan dit net vervolgens op den bol vereffenen
en berekenen en, uitgaande van de overgebrachte breedte en azimuth
van een punt en een driehoekszijde, de geographische lengten en
breedten van alle punten op den bol berekenen.
Deze laatsten kunnen dan eenerzijds gemakkelijk op de ellipsoïde,
anderzijds ten behoeve van een kaart op een plat vlak worden
overgebracht.
Voor het geval, dat het terrein zich over eene betrekkelijk kleine
breedte uitstrekt, zooals bijv. Nederland, zou men ook nog de
correctiën in de hoeken geheel achterwege kunnen laten, daar deze
bij zijden van 64 K.M. in dat geval hoogstens seconde bedra
gen, en de gegevens onmiddellijk beschouwen als te behooren bij
een driehoeksnet, gelegen op een bol met een straal, gelijk aan het
meetkunstig gemiddelde van de beide hoofdkromtestralen van het
midden van het terrein.
Uit het bovenstaande is nu voldoende gebleken, welken invloed
men aan de afplatting der aarde op eene kaartprojectie moet toe
schrijven. Voor Nederland kan men dezen invloed voor de praktijk
geheel gelijk nul stellen, zoowel bij eene conforme, als bij eene
equivalente projectie.
te spreken van eene constante (a), waarmede de lengteverschillen moeten
worden vermenigvuldigd.
Overigens wordt door hem het ware doel van deze tafel niet vermeld, het
zijn alleen „correspondeerende breedten."
Vermoedelijk meent de schrijver te doen hebben met een tafel ter omzetting
van de geocentrische in de geografische breedte.
M. DE VOS.